Home

Besluit op de Bijzondere Gerechtshoven

Geldig vanaf 1 januari 2002
Geldig vanaf 1 januari 2002

Besluit op de Bijzondere Gerechtshoven

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-01-2002]

Aanhef

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Ministers voor Algemeene Oorlogvoering van het Koninkrijk, van Algemeene Zaken, van Buitenlandsche Zaken, van Justitie, van Binnenlandsche Zaken, van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, van Financiën, van Oorlog, van Marine, van Waterstaat, van Handel, Nijverheid en Scheepvaart, van Landbouw en Visscherij, van Sociale Zaken, van Koloniën en van Onze Ministers zonder Portefeuille van 10 December 1943, No. 2723/G 92 (a);

Overwegende, dat de veiligheid van den Staat het dringend noodzakelijk maakt, dat in het Rijk in Europa terstond met de bevrijding van de vijandelijke bezetting bijzondere gerechten worden ingesteld, ten einde een snelle en doeltreffende berechting van zekere gedurende den tijd van den huidigen oorlog begane misdrijven te verzekeren;

Den Buitengewonen Raad van Advies gehoord;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In het Rijk in Europa worden, naarmate hetzelve van de vijandelijke bezetting wordt bevrijd, door Ons zoo spoedig mogelijk Bijzondere Gerechtshoven ingesteld, welker rechtsgebied en plaats van vestiging door Ons wordt bepaald.

Artikel 2

1.

Ieder Bijzonder Gerechtshof wordt samengesteld uit een rechtsgeleerden president en zooveel rechtsgeleerde vice-presidenten en rechtsgeleerde en militaire raadsheeren en raadsheeren-plaatsvervangers als voor een goede en snelle berechting der aan zijn kennisneming onderworpen zaken noodig zullen blijken te zijn.

2.

Bij ieder Bijzonder Gerechtshof zijn voorts een procureur-fiscaal en een griffier, alsmede zooveel advocaten-fiscaal en substituut-griffiers als noodig zullen blijken te zijn.

Artikel 3

1.

De presidenten en vice-presidenten der Bijzondere Gerechtshoven, alsmede de rechtsgeleerde raadsheeren en raadsheeren-plaatsvervangers worden door Ons op gemeenschappelijke voordracht van Onze Ministers van Justitie, van Marine en van Oorlog aangesteld voor den duur der instandhouding van het college, bij hetwelk die aanstelling geschiedt. Zij kunnen op voordracht van Onze genoemde Ministers door Ons uit hun ambt worden ontzet of ontslagen of in hunne bediening worden geschorst op de gronden, genoemd in de artikelen 46c, tweede en derde lid, 46d, 46f, 46i, 46j, 46l en 46m van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren; ook kan hun op eigen verzoek ontslag worden verleend.

2.

De militaire leden van en de in het tweede lid van het voorgaande artikel genoemde rechterlijke ambtenaren bij de Bijzondere Gerechtshoven worden door Ons op gemeenschappelijke voordracht van Onze Ministers van Justitie, van Marine en van Oorlog tot wederopzeggens toe benoemd.

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9 [Vervallen per 01-07-1992]

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 14a

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 19

Artikel 20