Home

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 07-11-2013, ECLI:NL:CBB:2013:344, AWB 11/1100

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 07-11-2013, ECLI:NL:CBB:2013:344, AWB 11/1100

Gegevens

Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum uitspraak
7 november 2013
Datum publicatie
28 april 2014
ECLI
ECLI:NL:CBB:2013:344
Zaaknummer
AWB 11/1100
Relevante informatie
Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen [Tekst geldig vanaf 01-01-2022]

Inhoudsindicatie

S&O-verklaring, berekening uurloon stagiaires en/of studenten, weigering terug te komen, nova

Uitspraak

uitspraak

Zaaknummer: 11/1100

(gemachtigde: mr. E. Alink FB),

en

(gemachtigde: mr. C. Cromheecke).

Procesverloop

Bij besluit van 27 juli 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder het aantal S&O-uren over het jaar 2009 gecorrigeerd naar 18.493 uur.

Bij besluit van 1 november 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.

Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De gronden van het beroep heeft appellante op 9 januari 2012 ingediend.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juli 2013.

Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1.

Appellante heeft op 17 november 2008 bij SenterNovem verzocht om afgifte van een S&O-verklaring. Deze verklaring is op 12 januari 2009 afgegeven.

De periode waar deze verklaring betrekking op heeft is januari tot en met december 2009. Appellante heeft hierbij een gemiddeld S&O-uurloon opgegeven van €25 en een aantal te verwachten S&O-uren van 50.000, hetgeen een maximale afdrachtvermindering zou opleveren van €205.800.

Het daadwerkelijk gerealiseerde aantal uren, van 23.357, is door appellante op 1 maart 2010 opgegeven. Verweerder heeft als gevolg hiervan de afdrachtvermindering nader vastgesteld op €153.107,- .

2.

Bij e-mail van 21 januari 2011 heeft verweerder appellante om nadere informatie verzocht omdat geconstateerd was dat bij één of meer door appellante ingediende BSN-nummers het uurloon zeer laag is. Hierbij is aangegeven dat mensen met een zeer laag uurloon (veelal stagiaires en afstudeerders) doorgaans niet als werknemer worden gezien.

Naar aanleiding hiervan heeft appellante op 22 februari 2011 een wijziging doorgegeven ten aanzien van het aantal uren en dit aantal bijgesteld naar 18.493 uren. Appellant heeft daarbij aangegeven dat zijn accountant ook het uurtarief 2009 zal herberekenen nu dit uurloon mede was gebaseerd op uren van studenten dan wel stagiaires.

Verweerder heeft gelet op deze laatste wijziging op 27 juli 2011 een correctie-S&O-verklaring afgegeven van € 21.888,-.

3.

Appellante voert aan dat verweerder ten onrechte alleen het aantal uren heeft bijgesteld naar aanleiding van de melding op 22 februari 2011. Verweerder had, nu de uren van de studenten/stagiaires in mindering zijn gebracht, ook het uurloon dienovereenkomstig moeten aanpassen. Bij de berekening van het gemiddelde loon is immers ook rekening gehouden met de aan stagiaires betaalde vergoedingen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het gemiddelde uurloon van €25 in rechte vast staat nu appellante tegen de afgegeven verklaring van 12 januari 2009 geen bezwaar heeft gemaakt. De gemaakte berekening van het gemiddelde uurloon is volgens de wettelijke criteria geschied. Verweerder kan behoudens bijzondere omstandigheden niet terugkomen op een in rechte onaantastbaar besluit. Van dergelijke omstandigheden is niet gebleken.

4. Het College overweegt als volgt.

Het College is met verweerder van oordeel dat het uurloon van €25 onderdeel uitmaakt van de beschikking van 12 januari 2009. Het College stelt voorts vast dat appellante tegen deze beschikking geen bezwaar heeft gemaakt, zodat deze beschikking in rechte onaantastbaar is geworden. Zoals het College reeds eerder heeft overwogen staat naar Nederlands bestuursrecht geen rechtsregel eraan in de weg dat een bestuursorgaan terugkomt van een door hem genomen besluit, dat naar nationaal recht definitief is geworden, zelfs niet indien geen sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden. Verweerder heeft verklaard niet terug te zullen komen op dit besluit. Indien het bestuursorgaan weigert van een definitief geworden besluit terug te komen, dient de bestuursrechter het oorspronkelijke besluit tot uitgangspunt te nemen en zich in beginsel te beperken tot de vraag of sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden en zo ja, of het bestuursorgaan daarin aanleiding had behoren te vinden van het oorspronkelijke besluit terug te komen. Daarbij ligt het op de weg van de indiener van het verzoek om zodanige feiten of omstandigheden naar voren te brengen.Het College ziet geen aanleiding te oordelen dat verweerder in dit geval gehouden was terug te komen van het betreffende besluit. Het College is van oordeel dat de opgave door appellante van het gemiddeld uurloon van €25 niet van dien aard is dat verweerder aanstonds had moeten begrijpen dat appellante zich had vergist.

Appellant heeft voorts erkend dat hij ten onrechte het uurloon en aantal uren van stagiaires en/of studenten heeft meeberekend. Hetgeen is aangevoerd ten aanzien van de wijziging van het aantal uren en de door appellante gewenste aanpassing van het opgegeven uurloon kan niet worden aangemerkt als relevante nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden.

Het College merkt nog op dat verweerder ter zitting heeft verklaard dat aan appellante alleen een correctie-S&O-verklaring is opgelegd voor het jaar 2009 zonder dat daarbij een boete is opgelegd. Verweerder gaat niet uit van kwade opzet bij appellante en heeft het bij een correctie van het jaar 2009 gelaten. Appellant heeft bij de nieuwe aanvraag, zodra duidelijk werd dat het doorberekenen van de uren en het uurloon in het verleden onjuist was gegaan, de aantallen gewijzigd. De jaren 2007 en 2008 zijn niet nader onderzocht en verweerder heeft meegedeeld dat deze jaren – hoewel ook in die jaren waarschijnlijk uren van stagiaires zijn betrokken – ook niet alsnog gecorrigeerd zullen worden.

4.

Hetgeen hierboven is overwogen leidt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E.R. Eggeraat, in aanwezigheid van mr. L.C. Bannink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 november 2013.

w.g. E.R. Eggeraat w.g. L.C. Bannink