Home

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 24-05-2022, ECLI:NL:CBB:2022:251, 21/906

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 24-05-2022, ECLI:NL:CBB:2022:251, 21/906

Gegevens

Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum uitspraak
24 mei 2022
Datum publicatie
24 mei 2022
ECLI
ECLI:NL:CBB:2022:251
Zaaknummer
21/906
Relevante informatie
Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19 [Tekst geldig vanaf 01-01-2021] [Regeling ingetrokken per 2021-01-01]

Inhoudsindicatie

Tussenuitspraak. TLTO (coronasteunmaatregel). Wijze van berekenen van de omzetderving. Uitbreiding teeltoppervlak door plaatsen containers.

Uitspraak

tussenuitspraak

zaaknummer: 21/906

(gemachtigde: mr. drs. C.C. van Harten)

en

(gemachtigde: mr. drs. P.J. Kooiman).

Procesverloop

Bij besluit van 7 januari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de tegemoetkoming op grond van de Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19 (TLTO) vastgesteld op € 29.493,10.

Bij besluit van 16 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.

Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 februari 2022. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.P. Zijp, kantoorgenoot van de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [naam 2] .

Overwegingen

1. Appellante is een ondernemer in de sierteelt. Zij exploiteert een tulpenkwekerij en een tulpenbroeierij. Appellante heeft de teelt in haar kassen uitgebreid door het plaatsen van 120 containers, bakken waarin zij tulpen kan broeien. Daarmee heeft zij drie extra teeltlagen gerealiseerd boven de bestaande. Volgens appellante is het aantal vierkante meters aan beteelde oppervlakte daardoor met meer dan 10% uitgebreid. Appellante vindt dat verweerder daarom de tegemoetkoming niet had moeten berekenen op basis van het verschil in omzet ten opzichte van de jaren 2017 tot 2019, maar op basis van de omzetderving per vierkante meter.

2. De TLTO voorziet in een tegemoetkoming in de schade geleden door ondernemingen in bepaalde landbouwsectoren door de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19. De regeling is onder meer opgesteld om ondernemers in de sierteelt tegemoet te komen.

3. Een onderneming die in de periode van 12 maart 2020 tot en met 11 juni 2020 meer dan 30% aan omzetderving lijdt als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19 komt in aanmerking voor een tegemoetkoming.De hoogte van de omzetderving wordt vastgesteld op 70% van het verschil tussen het gemiddelde van de omzet in de periode van 12 maart tot en met 11 juni over de jaren 2017, 2018 en 2019 en de omzet in de periode van 12 maart tot en met 11 juni 2020, nadat dit verschil is verminderd met het bedrag waarmee de kosten van de ondernemer als gevolg van COVID-19 zijn afgenomen. Voor gedupeerde ondernemingen in de sierteelt en voedingstuinbouw die hun teeltoppervlak na 12 maart 2017 met minimaal 10% hebben uitgebreid, wordt de tegemoetkoming berekend op basis van de omzetderving per vierkante meter.

De precieze tekst van het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

4. Appellante heeft op 2 juni 2020 een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming op grond van de TLTO. Bij besluit van 3 juni 2020 is deze aanvraag toegewezen voor een bedrag van € 21.919,80. Op 16 november 2020 heeft appellante een wijzigingsverzoek ingediend voor een aanvullende tegemoetkoming. Het verzoek is toegekend bij besluit van 16 november 2020 tot een bedrag van € 61.257,70. Op 17 december 2020 is namens appellante een verzoek ingediend tot vaststelling van de tegemoetkoming.

5. Verweerder heeft voor de berekening van de omzetderving gekeken naar het omzetverlies ten opzichte van de jaren 2017 tot 2019 zoals bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de TLTO. Volgens verweerder is de door appellante gewenste berekening op basis van omzetderving per vierkante meter, zoals bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de TLTO alleen toegestaan als het bedrijf na 12 maart 2017 heeft uitgebreid met minimaal 10% teeltoppervlak en daarvan is geen sprake. In het bestreden besluit is verweerder bij dat standpunt gebleven. Volgens verweerder blijkt uit de tekst van de TLTO en de bijbehorende toelichting dat alleen bij een productietoename die het gevolg is van een geografische uitbreiding van het grondoppervlak de omzetderving kan worden berekend per vierkante meter. Daarvan is bij het plaatsen van containers zoals appellante heeft gedaan geen sprake. Met het plaatsen van containers zijn er weliswaar drie teeltlagen bijgekomen, maar dat betekent niet dat met elke laag vanzelfsprekend een verdubbeling van de productie uitgedrukt in vierkante meters wordt gerealiseerd. Bovendien vindt in elke laag een ander deel van het broeiproces plaats. Door het plaatsen van containers kan flexibel op veranderende omstandigheden worden ingespeeld. Het is een methode om productie te verhogen die niet strikt grondgebonden is.

6. Appellante is het niet eens met verweerder. Nergens in de TLTO en de toelichting daarop is te lezen dat de uitbreiding ‘grondoppervlak’ zou moeten zijn in de zin van een deel van de bodem, het aardoppervlak of de ondergrond van de kassen. In de tulpenbroei is meerlagenteelt niet ongebruikelijk. Het is een efficiënte methode om meer productie te realiseren. In de containers vindt in alle teeltlagen hetzelfde broeiproces plaats.

7. Het College volgt appellante in haar standpunt dat door het plaatsen van de containers sprake is van een uitbreiding van het teeltoppervlak. Noch in de TLTO noch in de toelichting daarbij is bepaald dat een uitbreiding van het teeltoppervlak alleen een uitbreiding van het aantal vierkante meters vloeroppervlak van de kas kan betreffen. De tekst van artikel 2, zesde lid, van de TLTO spreekt alleen over een uitbreiding van het teeltoppervlak. In het geval van appellante kunnen door de plaatsing van de containers meer tulpen worden gebroeid in dezelfde kas, omdat er door de containers drie extra teeltlagen beschikbaar zijn en dus meer vierkante meters om tulpen te broeien. Hoewel dat voor de vraag of sprake is van uitbreiding van het teeltoppervlak niet relevant is, heeft appellante met de foto’s in het dossier voldoende aannemelijk gemaakt dat in de verschillende lagen op dezelfde manier wordt gebroeid. Het College komt dan ook tot de slotsom dat het oppervlak waarop wordt geteeld in het geval van appellante is uitgebreid met het aantal vierkante meters container dat in extra teeltlagen is toegevoegd. Appellante heeft onderbouwd dat het gaat om een uitbreiding van het aantal vierkante meters teeltoppervlak met 1.355 vierkante meter. Het College heeft geen aanleiding om daaraan te twijfelen. Aangezien voor de uitbreiding sprake was van een teeltoppervlak van 1.900 vierkante meter, is sprake van een uitbreiding van het teeltoppervlak met meer dan 10%. Verweerder had de tegemoetkoming dus moeten berekenen op grond van artikel 2, zesde lid, van de TLTO. Het betoog van appellante slaagt.

8. Uit wat onder 7 is overwogen volgt dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke grondslag. Dit besluit is dan ook strijdig met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Er bestaat aanleiding om met toepassing van artikel 8:51d van de Awb verweerder op te dragen het gebrek in het bestreden besluit te herstellen dan wel een ander besluit daarvoor in de plaats te nemen. Daarbij zal verweerder uit moeten gaat van een uitbreiding van het teeltoppervlak van minimaal 10% door de plaatsing van de containers en de tegemoetkoming moeten berekenen op basis van de omzetderving per vierkante meter, zoals bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de TLTO. Het College stelt verweerder hiervoor een termijn van vier weken na verzending van deze tussenuitspraak. Het College zal vervolgens appellante in de gelegenheid stellen om binnen vier weken schriftelijk haar zienswijze te geven over de wijze waarop de gebreken zijn hersteld. Daarna en ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal het College in beginsel zonder vervolgzitting uitspraak doen op het beroep.

9. Het College houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat betekent ook dat over het vergoeden van eventuele proceskosten en griffierecht in de einduitspraak zal worden beslist.

Beslissing

Het College:

-

draagt verweerder op om binnen vier weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken in het bestreden besluit te herstellen dan wel een ander besluit daarvoor in de plaats te nemen, met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen;

-

houdt iedere verdere beslissing aan.

Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Bastein, mr. R.W.L. Koopmans en mr. J.L. Verbeek, in aanwezigheid van mr. L.N. Foppen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2022.

De griffier is verhinderd de

uitspraak te ondertekenen.

B. Bastein L. Foppen

BIJLAGE

Artikel 1 van de TLTO1. In deze regeling wordt verstaan onder:

–groothandelaren in de producten van de hiervoor genoemde teelten

–veilingen van sierteeltproducten

Artikel 2 van de TLTO

Artikel 4 van de TLTO

Artikel 6 van de TLTO