Home

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 24-05-2022, ECLI:NL:CBB:2022:259, 21/938

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 24-05-2022, ECLI:NL:CBB:2022:259, 21/938

Gegevens

Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum uitspraak
24 mei 2022
Datum publicatie
24 mei 2022
ECLI
ECLI:NL:CBB:2022:259
Zaaknummer
21/938
Relevante informatie
Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19 [Tekst geldig vanaf 01-01-2021] [Regeling ingetrokken per 2021-01-01]

Inhoudsindicatie

TLTO (coronasteunmaatregel). Tegemoetkoming vastgesteld op nihil en voorschot teruggevorderd. Niet voldaan aan voorwaarde van ten minste 30% omzetverlies.

Uitspraak

uitspraak

zaaknummer: 21/938

(gemachtigde: mr. G.H. Blom),

en

(gemachtigde: mr. drs. P.J. Kooiman).

Procesverloop

Bij besluit van 22 januari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de tegemoetkoming op grond van de Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19 (TLTO) vastgesteld op nihil en € 239.169,- als voorschot betaalde subsidie teruggevorderd.

Bij besluit van 16 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.

Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Ter zitting heeft verweerder een verweerschrift overgelegd.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 februari 2022. Namens appellante zijn verschenen haar gemachtigden, [naam 2] en [naam 3] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [naam 4] .

Overwegingen

1. Appellante is ondernemer in de sierteelt. Zij exploiteert een gerberakwekerij op drie locaties, twee in [woonplaats 2] en een in [woonplaats 3] . Het gaat om 10,5 hectare aan gerbera’s. De kwekerij in [woonplaats 3] is op 1 juni 2019 gestart. Als gevolg van de maatregelen in verband met COVID-19 kon appellante een groot deel van de gekweekte gerbera’s niet meer via de veiling verkopen. Daarom is zij zoveel mogelijk gerbera’s buiten de veiling om gaan verkopen, op vijftien verschillende locaties, ook om haar personeel (75 mensen) aan het werk te kunnen houden. Daardoor hoefde appellante minder gerbera’s te vernietigen. Appellante heeft een omzetverlies geleden van € 826.831,-.

2. De TLTO voorziet in een tegemoetkoming in de schade geleden door ondernemingen in bepaalde landbouwsectoren door de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19. De regeling is onder meer opgesteld om ondernemers in de sierteelt tegemoet te komen.

3. Een onderneming die in de periode van 12 maart 2020 tot en met 11 juni 2020 meer dan 30% aan omzetderving lijdt als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19 komt in aanmerking voor een tegemoetkoming.De hoogte van de omzetderving wordt vastgesteld op 70% van het verschil tussen het gemiddelde van de omzet in de periode van 12 maart tot en met 11 juni over de jaren 2017, 2018 en 2019 en de omzet in de periode van 12 maart tot en met 11 juni 2020, nadat dit verschil is verminderd met het bedrag waarmee de kosten van de ondernemer als gevolg van COVID-19 zijn afgenomen. Voor gedupeerde ondernemingen in de sierteelt en voedingstuinbouw die hun teeltoppervlak na 12 maart 2017 met minimaal 10% hebben uitgebreid, wordt de tegemoetkoming berekend op basis van de omzetderving per vierkante meter.

De precieze tekst van het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

4. Appellante heeft op 3 juni 2020 een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming op grond van de TLTO. Bij besluit van 4 juni 2020 is deze aanvraag toegewezen voor een bedrag van € 478.338,-. Op 30 november 2020 heeft appellante een verzoek ingediend tot vaststelling van de tegemoetkoming. Op 14 december 2020 heeft appellante een aangepast vaststellingsverzoek ingediend.

5. Verweerder heeft de tegemoetkoming in het primaire besluit vastgesteld op nihil, omdat appellante in de periode 12 maart 2020 tot en met 11 juni 2020 minder dan 30% omzetverlies had ten opzichte van gemiddelde omzet in die periode over de jaren 2017 tot en met 2019, namelijk 28,6%. In het bestreden besluit is verweerder bij zijn standpunt gebleven. Verweerder wijst erop dat er geen uitzonderingsbepaling in de regeling is opgenomen die rekening houdt met de door appellante gemaakte keuze om de gerbera’s niet te vernietigen, maar door een andere wijze van verkopen haar omzetverlies zoveel mogelijk te beperken. Verweerder betreurt het dat appellante net niet in aanmerking komt voor subsidie, maar er is in de regeling geen hardheidsclausule opgenomen die het mogelijk maakt om van de gestelde grens af te wijken. Het betreft een generieke regeling, waarin bewuste keuzes zijn gemaakt en dus niet in iedere situatie is voorzien..

6. Appellante betwist niet dat haar omzetverlies 28,6% is. Zij vindt dat verweerder de regeling ook in haar geval had moeten toepassen. Zij vindt het niet eerlijk dat zij door haar actieve ondernemershouding onterecht en ongewild niet in aanmerking komt voor de tegemoetkoming en het als voorschot betaalde bedrag van € 239.169,- wordt teruggevorderd. Dat appellante niet in aanmerking komt voor de tegemoetkoming omdat haar omzetverlies net niet de grens van 30% haalt, doet geen recht aan haar situatie. Als appellante minder haar best had gedaan en bijvoorbeeld haar bloemen had vernietigd, was ze wel voor de tegemoetkoming in aanmerking gekomen. Appellante wordt door de strikte handhaving van de grens van 30% omzetverlies gestraft voor haar ondernemerschap en dat kan niet de bedoeling zijn.

7. Het College oordeelt als volgt. Om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming op grond van de TLTO moet er in de periode 12 maart 2020 tot en met 11 juni 2020 sprake zijn van een omzetverlies van ten minste 30% in vergelijking met de gemiddelde omzet over de jaren 2017 tot en met 2019 in diezelfde periode. Die grens wordt in dit geval niet gehaald, het omzetverlies is 28,6%. Ondanks dat het College begrip heeft voor het gevoel van appellante dat zij, door haar extra inspanningen om toch nog zoveel mogelijk bloemen te verkopen, nu geen aanspraak maakt op de tegemoetkoming, kan dat niet tot gevolg hebben dat zij daar recht op heeft terwijl zij niet aan de voorwaarde van ten minste 30% omzetverlies voldoet. Het College ziet ook geen grond voor het oordeel dat verweerder op grond van de beginselen van behoorlijk bestuur van de TLTO had moeten afwijken, omdat zich in de bedrijfsvoering van appellante geen bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan. Het gegeven dat de drempel van ten minste 30% omzetverlies niet wordt gehaald is dat juist niet, omdat de regelgever er bewust voor heeft gekozen deze bodem in de regeling te leggen. Bedrijven met minder omzetverlies worden geacht dat zonder steun op te kunnen vangen. In haar geval is dat appellante mede gelukt door haar gerbera’s langs andere kanalen te verkopen. Het betoog slaagt niet.

8. Het beroep is ongegrond.

9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Bastein, mr. R.W.L. Koopmans en mr. J.L. Verbeek, in aanwezigheid van mr. L.N. Foppen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2022.

De griffier is verhinderd de

uitspraak te ondertekenen.

w.g. B. Bastein L. Foppen

BIJLAGE

Artikel 1 van de TLTO1. In deze regeling wordt verstaan onder:

–groothandelaren in de producten van de hiervoor genoemde teelten

–veilingen van sierteeltproducten

Artikel 2 van de TLTO

Artikel 6 van de TLTO