Home

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 31-01-2023, ECLI:NL:CBB:2023:52, 21/1193

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 31-01-2023, ECLI:NL:CBB:2023:52, 21/1193

Gegevens

Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum uitspraak
31 januari 2023
Datum publicatie
31 januari 2023
ECLI
ECLI:NL:CBB:2023:52
Zaaknummer
21/1193
Relevante informatie
Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 [Tekst geldig vanaf 19-10-2022 tot 01-07-2023] [Regeling ingetrokken per 2023-07-01]

Inhoudsindicatie

Verzet gegrond.

Uitspraak

zaaknummer: 21/1193

(gemachtigden: mr. S. Levelt en mr. R. van Exter)

Procesverloop

Appellante heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat (staatssecretaris) van 15 september 2021, waarbij het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk is verklaard wegens niet verschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn.

Bij uitspraak met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, dus zonder zitting, van 17 mei 2022 heeft het College het beroep ongegrond verklaard.

Appellante heeft tegen de uitspraak van het College van 17 mei 2022 verzet gedaan.

Overwegingen

1. Het College heeft het beroep ongegrond verklaard omdat de staatssecretaris het bezwaar op goede gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard.

2. Op grond van wat in het verzetschrift is aangevoerd is het College thans van oordeel dat het beroep niet kennelijk ongegrond is. Het verzet moet daarom gegrond worden verklaard.

3. Omdat het verzet gegrond wordt verklaard, vervalt de uitspraak van

17 mei 2022 en wordt het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Het College verwijst de zaak naar een meervoudige kamer.

4. De staatssecretaris moet de proceskosten van het verzet van appellante vergoeden (0,5 punt voor het indienen van een verzetschrift, waarde per punt

€ 837,-, wegingsfactor 1).

Beslissing

Het College:

-

verklaart het verzet gegrond;

-

veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van het verzet van appellante tot een bedrag van € 418,50.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, in aanwezigheid van

mr. S. van Noordt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken

op 31 januari 2023.

w.g. R.W.L. Koopmans w.g. S. van Noordt