Home

Centrale Raad van Beroep, 17-01-2006, AV1060, 04/2807 NABW + 04/5755 NABW

Centrale Raad van Beroep, 17-01-2006, AV1060, 04/2807 NABW + 04/5755 NABW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
17 januari 2006
Datum publicatie
3 februari 2006
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2006:AV1060
Zaaknummer
04/2807 NABW + 04/5755 NABW

Inhoudsindicatie

Afwijzing aanvragen bijzondere bijstand ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R

04/2807 NABW

04/5755 NABW

U I T S P R A A K

in de gedingen tussen:

[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,

en

het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk, gedaagde.

I. ONTSTAAN EN LOOP VAN DE GEDINGEN

Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank Zutphen van 19 mei 2004, reg.nr. 04/91 NABW en 19 oktober 2004, reg.nr. 04/581 NABW.

Gedaagde heeft verweerschriften ingediend.

Hierna heeft appellant nog een aantal stukken ingediend.

De gedingen zijn – tezamen met de gedingen in de zaken met reg.nrs. 04/2806, 04/2808, 04/2983, 04/3123, 04/4625 NABW – gevoegd behandeld ter zitting van 6 december 2005. Daar is appellant in persoon verschenen en heeft gedaagde zich niet laten vertegenwoordigen. Na de sluiting van het onderzoek zijn de gedingen weer gesplitst. In de zaken met reg.nrs. 04/2806, 04/2808, 04/2983, 04/3123,04/4625 NABW wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

II. MOTIVERING

De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

Appellant heeft op 21 juli 2003 bijzondere bijstand aangevraagd voor incassokosten tot een bedrag van € 85,24 in verband met de invordering van een schuld aan [naam winkel]. Deze aanvraag is bij besluit van 11 september 2003 afgewezen.

Op 17 november 2003 heeft appellant bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten die verband houden met de ontbinding van het huurcontract van een woning te [Z. ] tot een bedrag van € 6.000,--. Bij besluit van 8 december 2003 is deze aanvraag afgewezen.

Bij besluiten van 19 januari 2004 en 22 april 2004 heeft gedaagde de bezwaren tegen de besluiten van 11 september 2003 en 8 december 2003 afgewezen. Deze besluiten berusten op toepassing van artikel 15, eerste lid, van de Algemene bijstandswet (Abw).

Bij de aangevallen uitspraken heeft de rechtbank de beroepen van appellant tegen de besluiten van 19 januari 2004 en 22 april 2004 ongegrond verklaard.

De Raad heeft in hetgeen van de zijde van appellant in hoger beroep is aangevoerd geen aanleiding gevonden de aangevallen uitspraken voor onjuist te houden. Daartoe overweegt hij het volgende.

Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Abw wordt degene die bijstand vraagt ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast en die overigens bij het ontstaan van de schuldenlast, dan wel nadien, beschikte of beschikt over de middelen om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, niet geacht te verkeren in omstandigheden als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Abw. In het tweede lid, onderdeel b, van artikel 15 van de Abw is de mogelijkheid opgenomen om in afwijking van het eerste lid bijzondere bijstand te verlenen indien daartoe zeer dringende redenen bestaan en de in onderdeel a van dat lid genoemde mogelijkheden geen uitkomst biedt.

De Raad is van oordeel dat de rechtbank terecht heeft aangenomen dat artikel 15, eerste lid, van de Abw zich verzet tegen bijstandsverlening voor de betreffende kosten. In hetgeen door appellant is aangevoerd ziet ook de Raad geen grond aan te nemen dat in het geval van appellant sprake is van zeer dringende redenen in de zin van artikel 15, tweede lid, onder b, van de Abw.

De aangevallen uitspraken komen derhalve voor bevestiging in aanmerking.

De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling van gedaagde in de proceskosten.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep,

Recht doende:

Bevestigt de aangevallen uitspraken.

Aldus gewezen door mr. H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van mr. P.E. Broekman als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2006.

(get.) H.J. de Mooij.

(get.) P.E. Broekman.