Home

Centrale Raad van Beroep, 22-02-2006, AV8808, 04/1642 NABW

Centrale Raad van Beroep, 22-02-2006, AV8808, 04/1642 NABW

Inhoudsindicatie

Herziening en terugvordering bijstandsuitkering. Vergoeding niet opgenomen vakantiedagen.

Uitspraak

04/1642 NABW

U I T S P R A A K

in het geding tussen:

[appellante], wonende te [woonplaats], appellante,

en

het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Westervoort, gedaagde.

I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING

Namens appellante heeft mr. A.E.L.T. Balkema, advocaat te Arnhem, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 5 maart 2004, reg.nr. AWB 03/597.

Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.

Het geding is behandeld ter zitting van 11 januari 2006, waar voor appellante is verschenen mr. Balkema, en waar gedaagde zich niet heeft laten vertegenwoordigen.

II. MOTIVERING

De Raad gaat uit van de volgende - in dit geding nog van belang zijnde - feiten en omstandigheden.

Appellante ontvangt vanaf 5 januari 1994 bijstand op grond van de Algemene Bijstandswet (ABW) en vanaf 1 december 1996 op grond van de Algemene bijstandswet (Abw) naar de norm voor een alleenstaande ouder.

Appellante heeft vanaf 26 april 2000, op basis van een arbeidsovereenkomst voor de tijd van één jaar, 15 uur per week als verkoopster gewerkt bij “[naam bedrijf]” te [vestigingsplaats]. Via de maandelijks in te vullen rechtmatigheidsonderzoeksformulieren Abw heeft appellante gedaagde geïnformeerd over haar inkomsten.

Naar aanleiding van een signaal van de Belastingdienst heeft gedaagde een nader onderzoek ingesteld naar de inkomsten van appellante. In dat kader is aan verschillende werkgevers om inlichtingen verzocht. Hierbij is onder meer naar voren gekomen dat appellante na afloop van de arbeidsovereenkomst met “[naam bedrijf]” in mei 2001 een nabetaling heeft ontvangen onder de titel van vakantietoeslag en van loon, zulks in verband met niet opgenomen vakantiedagen. Van deze nabetaling heeft appellante geen melding gemaakt op het rechtmatigheidsonderzoeksformulier Abw voor de maand mei 2001.

De onderzoeksresultaten zijn voor gedaagde aanleiding geweest om bij besluit van

8 november 2002 het recht op bijstand van appellante over de periode van 1 april 2000 tot en met 30 april 2001, wegens schending van de inlichtingenverplichting als bedoeld in artikel 65 van de Abw, met toepassing van artikel 69, derde lid, aanhef en onder a, van de Abw te herzien en de over deze periode gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 706,93 bruto terug te vorderen op grond van artikel 81, eerste lid, van de Abw.

Bij nader besluit van 10 januari 2003 heeft gedaagde het terug te vorderen bedrag over de periode van 1 april 2000 tot en met 30 april 2000 gecorrigeerd naar een bedrag van

€ 32,32. De terug te vorderen gemaakte kosten van bijstand over de periode van

1 april 2000 tot en met 30 april 2001 zijn daarbij vastgesteld op een bedrag van € 577,73.

Bij besluit 7 maart 2003 heeft gedaagde het bezwaar van appellante - voorzover hier van belang - ongegrond verklaard.

Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante ongegrond verklaard. De rechtbank heeft bij deze uitspraak het standpunt van gedaagde onderschreven dat de vergoeding voor niet opgenomen vakantiedagen het karakter heeft van uitgesteld inkomen, zoals bedoeld in artikel 47 van de Abw, en toegerekend moet worden aan de periode van 26 april 2000 tot en met 30 april 2001.

Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen dit standpunt gekeerd.

De Raad is tot de volgende beoordeling gekomen.

Ingevolge artikel 42 van de Abw worden tot de middelen gerekend alle vermogens- en inkomensbestanddelen waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Tot een dergelijk middel moet ook de, door appellante in mei 2001 ontvangen, vergoeding in verband met niet opgenomen vakantiedagen worden gerekend. Dit is slechts anders indien sprake is van één van de in artikel 43, tweede lid, van de Abw opgenomen uitzonderingen. Zoals de Raad bij uitspraak van 18 mei 2004, LJN AP0540, heeft geoordeeld betreft een vergoeding voor niet opgenomen vakantiedagen geen inkomsten uit arbeid, maar inkomsten in verband met arbeid. Voor toepassing van de vrijlatingsbepaling op grond van artikel 43, tweede lid, aanhef en onder m of n, van de Abw is dan ook geen plaats.

Vervolgens dient te worden beoordeeld aan welke periode de inkomsten dienen te worden toegerekend. Uit artikel 7:641, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek respectievelijk artikel 8 van de van toepassing zijnde Collectieve arbeidsovereenkomst voor het Melk- en Zuiveldetailhandelsbedrijf volgt dat een bij einde van de arbeidsovereenkomst aanwezige aanspraak op vakantie recht geeft op een uitkering in geld tot een bedrag van het loon over een tijdvak overeenkomend met de niet opgenomen vakantiedagen. Nu deze aanspraak eerst bij het einde van de arbeidsovereenkomst geldend kan worden gemaakt is er geen grond om de in geding zijnde vergoeding toe te rekenen aan de periode van 26 april 2000 tot en met april 2001 en de bijstandsuitkering om die reden over deze periode te herzien en terug te vorderen, doch dient die vergoeding geheel aan de maand mei 2001 te worden toegerekend.

Gelet op het vorengaande kan de aangevallen uitspraak niet in stand blijven. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep gegrond verklaren en het besluit van 7 maart 2003 vernietigen voorzover betrekking hebbend op de herziening en terugvordering van bijstand over de periode van april 2000 tot en met april 2001 in verband met de vergoeding voor niet opgenomen vakantiedagen.

Gedaagde zal opnieuw moeten beslissen op het bezwaar tegen het besluit van 8 november 2002, zoals nadien gewijzigd bij besluit 10 januari 2003, met inachtneming van deze uitspraak.

De Raad ziet ten slotte aanleiding om gedaagde te veroordelen in de proceskosten van appellante. Deze kosten worden begroot op € 644,-- in beroep en op € 644,-- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep,

Recht doende:

Vernietigt de aangevallen uitspraak;

Verklaart het beroep gegrond;

Vernietigt het besluit van 7 maart 2003 voorzover betrekking hebbend op de herziening en terugvordering van bijstand over de periode van april 2000 tot en met april 2001 in verband met de vergoeding voor niet opgenomen vakantiedagen;

Bepaalt dat gedaagde een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak;

Veroordeelt gedaagde in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.288,--, te betalen door de gemeente Westervoort;

Bepaalt dat de gemeente Westervoort aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 133,-- vergoedt.

Aldus gewezen door mr. Th.C. van Sloten als voorzitter en mr. J.G. Treffers en mr. J.M.A. van der Kolk-Severijns als leden, in tegenwoordigheid van S.W.H. Peeters als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2006.

(get.) Th.C. van Sloten.

(get.) S.W.H. Peeters.

MvK09026