Centrale Raad van Beroep, 23-08-2006, AY8044, 05-615 AW
Centrale Raad van Beroep, 23-08-2006, AY8044, 05-615 AW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 23 augustus 2006
- Datum publicatie
- 13 september 2006
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2006:AY8044
- Zaaknummer
- 05-615 AW
Inhoudsindicatie
Is het verzoek van betrokkene om vergoeding van de kosten van de bezwaarprocedure terecht afgewezen?
Uitspraak
05/615 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Stichting voor Katholiek Onderwijs Wijchen (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 23 december 2004, 04/384 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[betrokkene], wonende te [woonplaats], (hierna: betrokkene),
en
appellante
Datum uitspraak: 23 augustus 2006
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene is een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juli 2006. Betrokkene heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. G.J. Gerrits, advocaat te Nijmegen. Appellante is, met bericht, niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Bij besluit van 27 augustus 2003 heeft appellante het verzoek van betrokkene om een ziekte-uitkering op grond van het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijs- personeel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs (BZA) afgewezen. Daartoe heeft appellante overwogen dat betrokkene vanaf 31 augustus 1999 ziek is en geen recht op een ziekte-uitkering heeft omdat hij langer dan 18 maanden ziek is geweest.
1.2. Bij het bestreden besluit van - uiteindelijk - 9 februari 2004 heeft appellante het bezwaar van betrokkene formeel gegrond verklaard, in die zin dat de motivering van de afwijzing komt te luiden dat betrokkene (eerst) vanaf 18 april 2002 arbeidsongeschikt is, doch blijkens de uitkomst van de WAO-keuring met ingang van 17 april 2003 niet volledig arbeidsongeschikt is voor gangbare arbeid. Materieel heeft appellante het bezwaar ongegrond verklaard: de weigering van de ziekte-uitkering is gehandhaafd. Tevens heeft appellante het verzoek van betrokkene om vergoeding van de kosten van de bezwaarprocedure afgewezen.
1.3. Tegen laatstgenoemd onderdeel van het bestreden besluit heeft betrokkene beroep ingesteld. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit in zoverre vernietigd en appellante veroordeeld in de kosten van de bezwaarprocedure, met bepalingen omtrent de proceskosten en het griffierecht in beroep.
2. Ook in hoger beroep is uitsluitend de vergoeding van de kosten van de bezwaar-procedure aan de orde. Naar aanleiding van hetgeen partijen hebben aangevoerd, overweegt de Raad als volgt.
2.1. In artikel 7:15, tweede lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend worden vergoed op verzoek van de belanghebbende voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
2.2. Appellante heeft het verzoek van betrokkene om vergoeding van de kosten van de bezwaarprocedure afgewezen op grond van de overweging dat het primaire besluit van 27 augustus 2003 niet is herroepen. Dit besluit was onjuist gemotiveerd, maar de ziekte-uitkering is niet ten onrechte geweigerd. Uit de wetsgeschiedenis (Kamerstukken II 2000-2001, 27 024, nr. 15) volgt dat het primaire besluit bij louter formele fouten of gebreken in de motivering niet behoeft te worden herroepen, aldus appellante.
2.3. De rechtbank was daarentegen van oordeel dat appellante het primaire besluit van 27 augustus 2003 heeft gebaseerd op een onjuiste eerste ziektedag, dat dit besluit derhalve inhoudelijk onjuist was en dat appellante bij het bestreden besluit op bezwaar een andere grondslag onder de afwijzing van de gevraagde ziekte-uitkering heeft gelegd. In zo'n geval is volgens de rechtbank wel degelijk sprake van herroeping van het primaire besluit.
2.4. De Raad onderschrijft deze opvatting van de rechtbank niet. Mede gelet op de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb moet worden geoordeeld dat van "herroepen" in de zin van dit artikellid slechts sprake is indien het primaire besluit wordt gewijzigd wat betreft het daarbij beoogde of geweigerde rechtsgevolg. In het onderhavige geval heeft appellante bij het primaire besluit geweigerd het door betrokkene gewenste rechtsgevolg, toekenning van een ziekte-uitkering op grond van het BZA, in het leven te roepen. In bezwaar heeft appellante de daarvoor gegeven motivering vervangen door een andere, maar het bestreden besluit strekt nog altijd - onverkort - tot weigering van de gevraagde ziekte-uitkering. Derhalve kan niet worden gesproken van een herroepen in de zin van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb voornoemd.
2.5. Hieruit volgt dat appellante bij het bestreden besluit terecht heeft geweigerd de kosten van de bezwaarprocedure te vergoeden. De aangevallen uitspraak komt voor vernietiging in aanmerking. Het beroep van betrokkene dient alsnog ongegrond te worden verklaard.
3. Voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Awb bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H.A.A.G. Vermeulen als voorzitter en R. Kooper en J.L.P.G. van Thiel als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier, uitgesproken in het openbaar op 23 augustus 2006.
(get.) H.A.A.G. Vermeulen.
(get.) P.W.J. Hospel.
Q.