Home

Centrale Raad van Beroep, 31-08-2006, AY8271, 03-3384 ZFW

Centrale Raad van Beroep, 31-08-2006, AY8271, 03-3384 ZFW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
31 augustus 2006
Datum publicatie
18 september 2006
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2006:AY8271
Zaaknummer
03-3384 ZFW

Inhoudsindicatie

Nu de heupoperatie is vergoed door OZ is geen procesbelang (meer) bij een inhoudelijk oordeel.

Uitspraak

03/3384 ZFW (rectificatie)

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 20 juni 2003, 00/1014 ZFW (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

OWM OZ Zorgverzekeringen u.a., gevestigd te Breda, (hierna: OZ)

Datum uitspraak: 31 augustus 2006

I. PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. C.J. Spitters, advocaat te Breda, hoger beroep ingesteld.

OZ heeft een verweerschrift ingediend.

Bij brief van 1 juni 2006 heeft appellant vragen van de Raad beantwoord.

Na verkregen toestemming van partijen heeft de Raad met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

II. OVERWEGINGEN

Bij besluit van 8 november 1999 heeft OZ de aanvraag van appellant om vergoeding van kosten verband houdende met een heupoperatie volgens de Birming Hip Resurfing (BHR)-methode afgewezen.

Bij besluit van 12 mei 2000 heeft OZ het bezwaar van appellant tegen het besluit van

8 november 1999 ongegrond verklaard. Daarbij is onder meer aangegeven dat een heupoperatie volgens de BHR-methode niet gebruikelijk is in de kring van de beroepsgenoten.

In juni 2000 heeft appellant na een ongeval een heupoperatie volgens de BHR-methode ondergaan in het UZ te Gent. De daaraan verbonden kosten zijn door OZ blijkens een brief van 18 april 2002 gericht aan de rechtbank vergoed.

Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van

12 mei 2000 ongegrond verklaard.

Hangende het hoger beroep heeft de Raad aan appellant gevraagd welk belang hij heeft bij voortzetting van de procedure. Daarop heeft appellant aangegeven dat hoewel de kosten door OZ zijn vergoed, zijn belang gelegen is in het algemene belang van anderen die in een vergelijkbare medische situatie verkeren.

De Raad overweegt als volgt.

Uit vaste jurisprudentie van de Raad vloeit voort dat eerst sprake is van (voldoende) processueel belang indien het resultaat, dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang.

De Raad oordeelt dat nu de heupoperatie is vergoed door OZ, appellant geen procesbelang (meer) had bij een inhoudelijk oordeel over het besluit van 12 mei 2000. De enkele wens om ten behoeve van het algemene belang een (principiële) uitspraak te krijgen, acht de Raad geen rechtens te honoreren procesbelang.

Ook anderszins heeft de Raad in de gedingstukken geen aanknopingspunten gevonden voor het aannemen van procesbelang.

Nu de rechtbank dit niet onderkend heeft en zij het beroep tegen het besluit van

12 mei 2000 ongegrond heeft verklaard in plaats van dit niet-ontvankelijk te verklaren, dient de aangevallen uitspraak te worden vernietigd. Doende wat de rechtbank had behoren te doen zal de Raad het beroep tegen dit besluit niet-ontvankelijk verklaren.

De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Vernietigt de aangevallen uitspraak;

Verklaart het beroep niet-ontvankelijk;

Bepaalt dat OZ aan appellant het in hoger beroep gestorte griffierecht ten bedrage van

€ 87,-- vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door M.I. 't Hooft als voorzitter en R.M. van Male en H.J. de Mooij als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Renden als griffier, uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2006.

(get.) M.I. ’t Hooft.

(get.) M. Renden.

HE/596