Centrale Raad van Beroep, 22-08-2006, ECLI:NL:CRVB:2006:594 AY8554, 05/6660 ONBEK
Centrale Raad van Beroep, 22-08-2006, ECLI:NL:CRVB:2006:594 AY8554, 05/6660 ONBEK
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 22 augustus 2006
- Datum publicatie
- 20 september 2006
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2006:AY8554
- Zaaknummer
- 05/6660 ONBEK
Inhoudsindicatie
Afwijzing wrakings vezoek.
Uitspraak
05/6660 ONBEK
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
B E S L I S S I N G
Op het verzoek op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht, gedaan door:
[verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker.
Datum uitspraak: 22 augustus 2006
I. INLEIDING
Verzoeker heeft op 12 mei 2006 verzet gedaan tegen de uitspraak van de Raad van 21 maart 2006, 05/6660.
Bij brief van 13 juni 2006 is verzoeker uitgenodigd om op zitting van 11 juli 2006 over het verzet te worden gehoord. In die brief is vermeld dat de behandeling daarvan zal geschieden door mr. A.B.J. van der Ham, voorzitter van de enkelvoudige kamer.
Verzoeker heeft verzocht om mr. Van der Ham te wraken.
Verzoeker en mr. Van der Ham zijn ingevolge artikel 8:18, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van de Raad van 8 augustus 2006. Verzoeker en mr. Van der Ham zijn niet ter zitting verschenen.
II. MOTIVERING
In artikel 8:15 van de Awb is bepaald dat op verzoek van partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Blijkens de Memorie van Toelichting bij artikel 8:15 van de Awb is de ratio van het instituut van wraking gelegen in het waken tegen inbreuken op rechterlijke onpartijdigheid en tegen de schijn van de rechterlijke partijdigheid.
De Raad stelt voorop dat een wrakingsgrond gelegen dient te zijn in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op de (persoon van de) rechter die de zaak behandelt; het wrakingsverzoek dient het betrokken lid of de betrokken leden van het rechterlijk college te betreffen, niet het rechterlijk college als zodanig.
De Raad is van oordeel dat uit hetgeen door verzoeker is aangevoerd ten aanzien van mr. Van der Ham niet blijkt van enig feit of van enige omstandigheid waaruit de gevolgtrekking gemaakt zou behoren te worden dat de behandeling van de zaak van verzoeker door mr. Van der Ham niet kan plaatsvinden zonder dat daarbij gesproken zou kunnen worden van inbreuken op de rechterlijke partijdigheid of van de aanwezigheid van schijn van rechterlijke partijdigheid in de hierboven door de Raad aangegeven zin.
Voorts is de Raad van oordeel dat hetgeen verzoeker heeft aangevoerd niet gericht is tegen de persoon van de rechter die zijn zaak behandelt, doch tegen de rechterlijke macht in het algemeen en in het bijzonder tegen de Raad als zodanig.
Zoals de Raad al eerder heeft overwogen, onder meer in een uitspraak in een eerder door verzoeker ingestelde wrakingszaak (LJN AS8815), waarnaar de Raad kortheidshalve verwijst, is een verzoek om wraking van een rechterlijk college als zodanig geen wrakingsverzoek waarop artikel 8:15 van de Awb ziet.
De Raad bepaalt ten slotte, met toepassing van artikel 8:18, vierde lid, van de Awb, dat een volgend verzoek om wraking van mr. Van der Ham voor de behandeling van de zaak met hoger vermeld registratienummer niet in behandeling wordt genomen.
De Raad beslist derhalve als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Wijst het verzoek om wraking af.
Deze uitspraak is gedaan door J.M.A. van der Kolk-Severijns als voorzitter en C. van Viegen en J.J.A. Kooijman als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.C. de Wit als griffier, uitgesproken in het openbaar op 22 augusutus 2006.
(get.) J.M.A. van der Kolk-Severijns.
(get.) P.C. de Wit.