Home

Centrale Raad van Beroep, 13-11-2007, BB7737, 06-5118 WWB

Centrale Raad van Beroep, 13-11-2007, BB7737, 06-5118 WWB

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
13 november 2007
Datum publicatie
15 november 2007
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2007:BB7737
Zaaknummer
06-5118 WWB
Relevante informatie
Wet gemeenschappelijke regelingen [Tekst geldig vanaf 01-07-2022] art. 33, Participatiewet [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-07-2023] art. 54

Inhoudsindicatie

Intrekking bijstandsuitkering, aangezien niet voldaan is aan verplichting om gegevens te verstrekken. Was Algemeen Bestuur bevoegd om besluit te nemen? Mandaatregeling.

Uitspraak

06/5118 WWB

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellant],

tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 21 juli 2006, 05/1884 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

het Algemeen bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Veluwerand (hierna: Algemeen Bestuur)

Datum uitspraak: 13 november 2007

I. PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

Het Algemeen Bestuur heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2007. Appellant is niet verschenen. Het Algemeen Bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.M. Brands, werkzaam bij de Intergemeentelijke Sociale Dienst Veluwerand.

II. OVERWEGINGEN

De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

Appellant ontving bijstand, laatstelijk ingevolgde de Wet werk en bijstand (WWB). Bij besluit van 26 augustus 2004 heeft het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Harderwijk besloten deze uitkering ongewijzigd voort te zetten. Voorts is appellant toestemming verleend om met behoud van uitkering activiteiten te ondernemen voor de Stichting [naam stichting] (hierna: de Stichting) waarvan hij voorzitter is. Aan appellant is de verplichting opgelegd om jaarlijks, voor het eerst op 1 juli 2005, de jaarcijfers van de Stichting over te leggen.

Bij besluit van 5 juli 2005 heeft het Algemeen Bestuur met toepassing van artikel 54, eerste lid, van de WWB het recht op bijstand met ingang van 1 juli 2005 opgeschort omdat appellant per die datum de jaarcijfers van de Stichting niet had ingediend. Voorts is appellant in de gelegenheid gesteld de gevraagde gegevens alsnog over te leggen, waartoe hij op 11 juli 2005 om 15.00 uur is opgeroepen om op het kantoor van de Intergemeentelijke sociale dienst Veluwerand te verschijnen

Bij besluit van 12 juli 2005 heeft het Algemeen Bestuur, voor zover hier van belang, met toepassing van artikel 54, vierde lid, van de WWB de bijstand met ingang van 1 juli 2005 ingetrokken. Hierbij is overwogen dat appellant niet heeft voldaan aan zijn verplichting de jaarcijfers over 2004 van de Stichting over te leggen.

Het tegen dit laatste besluit gemaakte bezwaar heeft het Algemeen Bestuur, voor zover hier van belang, bij besluit van 26 oktober 2005 ongegrond verklaard.

Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 26 oktober 2005 ongegrond verklaard.

Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.

De Raad overweegt met betrekking tot het besluit van 26 oktober 2005 allereerst

- ambtshalve - over de bevoegdheid van het Algemeen Bestuur om tot intrekking van de aan appellant verleende bijstand over te gaan het volgende.

Ten tijde van het nemen van dit besluit, alsmede ten tijde van het hieraan voorafgaande besluit van 12 juli 2005, was van kracht de op 1 juni 2005 in werking getreden Gemeenschappelijke Regeling Intergemeentelijke Sociale Dienst Veluwerand (hierna: de Regeling).

Artikel 4 van de Regeling bepaalt dat de dienst de belangen behartigt van de deelnemende gemeenten bij de uitvoering van hun taken in het kader van de WWB en de andere regelingen op het terrein van de gemeentelijke sociale zekerheid.

Op grond van artikel 5 van de Regeling voert de dienst onder andere de taken en bevoegdheden uit in het kader van de WWB en van enkele andere wetten waarvan de uitvoering de besturen van de deelnemende gemeenten, al dan niet in medebewind, is opgedragen.

Artikel 1, tweede lid, van de Regeling bepaalt dat waar in deze Regeling artikelen van de WWB van overeenkomstige toepassing worden verklaard, in die artikelen in plaats van de gemeente, de raad, burgemeester en wethouders en de burgemeester onderscheidenlijk de ISGD Veluwerand, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter treden.

Gelet op deze bepaling, alsmede in aanmerking genomen de toelichting op artikel 15 van de Regeling, in welk artikel de taken en bevoegdheden van het Dagelijks Bestuur zijn vermeld, moet naar het oordeel van de Raad artikel 5 van de Regeling zo worden begrepen dat waar op grond van de WWB de raad en het college van burgemeester en wethouders bevoegd zijn, krachtens de Regeling het Algemeen Bestuur respectievelijk het Dagelijks Bestuur bevoegd zijn.

Bij de onderhavige besluitvorming heeft het Algemeen Bestuur toepassing gegeven aan de in artikel 54, vierde lid, van de WWB neergelegde bevoegdheid. Deze bevoegdheid komt volgens deze bepaling toe aan de colleges van burgemeester en wethouders. Gelet daarop, artikel 1 van de Regeling en mede in aanmerking genomen artikel 33, eerste lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen, komt deze bevoegdheid in het geval van intergemeentelijke samenwerking op grond van een gemeenschappelijke regeling toe aan het Dagelijks Bestuur

Dit brengt mee dat het Algemeen Bestuur niet bevoegd was het besluit van 26 oktober 2005 te nemen. Hieraan doet niet af, zoals vermeld in de toelichting op de vanaf 1 juni 2005 geldende mandaatregeling, dat het Dagelijks Bestuur deel uitmaakt van het Algemeen Bestuur.

Dit betekent dat het besluit van 26 oktober 2005 is genomen in strijd met de wet. De rechtbank heeft dit niet onderkend. De aangevallen uitspraak moet dan ook worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep gegrond verklaren en het besluit van 26 oktober 2005 vernietigen.

Op het tegen het besluit van 12 juli 2005 gemaakte bezwaar zal vervolgens opnieuw moeten worden beslist. Met het oog daarop overweegt de Raad - ten overvloede - het volgende.

Ingevolge artikel 54, tweede lid, van de WWB doet het college mededeling van de opschorting aan belanghebbende en nodigt hem uit binnen een door hen te stellen termijn het verzuim te herstellen. Artikel 54, vierde lid, van de WWB bepaalt dat als de belanghebbende in het geval bedoeld in het eerste lid het verzuim niet herstelt binnen de daarvoor gestelde termijn, het college na het verstrijken van deze termijn het besluit tot toekenning van bijstand kan intrekken met ingang van de eerste dag waarover het recht op bijstand is opgeschort.

Appellant is 5 juli 2005 in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen door gehoor te geven aan de oproep voor een gesprek op 11 juli 2005, waarbij appellant de gevraagde gegevens alsnog kon inleveren.

Vaststaat dat appellant de gevraagd gegevens, de jaarcijfers over 2004 van de Stichting, niet binnen de gegeven hersteltermijn heeft overgelegd. Deze gedraging acht de Raad verwijtbaar. Derhalve is voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 54, vierde lid, van de WWB, waarmee de bevoegdheid is ontstaan om de aan appellant verleende bijstand met ingang van 1 juli 2005 in te trekken. De Raad ziet geen grond voor het oordeel dat bij afweging van de daarbij rechtstreeks betrokken belangen hiertoe in redelijkheid niet kan worden besloten.

Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten van appellant is de Raad niet gebleken.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Vernietigt de aangevallen uitspraak;

Verklaart het beroep gegrond;

Vernietigt het besluit van 26 oktober 2005;

Bepaalt dat het Dagelijks Bestuur een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak;

Bepaalt dat de Intergemeentelijke Sociale Dienst Veluwerand aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 142,-- vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door Th.C. van Sloten en G. van der Wiel en C.J. Borman als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 13 november 2007.

(get.) Th.C. van Sloten.

(get.) W. Altenaar.

IJ