Home

Centrale Raad van Beroep, 04-01-2008, BC1241, 05-6786 WAO

Centrale Raad van Beroep, 04-01-2008, BC1241, 05-6786 WAO

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
4 januari 2008
Datum publicatie
7 januari 2008
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2008:BC1241
Zaaknummer
05-6786 WAO
Relevante informatie
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering [Tekst geldig vanaf 01-01-2023], Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering [Tekst geldig vanaf 01-01-2023] art. 18

Inhoudsindicatie

WAO-schatting. Geselecteerde functies. Beheersing Nederlandse taal. Rechtgevolgen vernietigde besluit.

Uitspraak

05/6786 WAO

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 17 oktober 2005, 05/264 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

[betrokkene] (hierna: betrokkene),

en

appellant.

Datum uitspraak: 4 januari 2008

I. PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Betrokkene heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.

Het geschil is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 9 november 2007. Appellant noch betrokkene is verschenen.

II. OVERWEGINGEN

Bij besluit van 12 januari 2005 heeft appellant ongegrond verklaard het bezwaar van betrokkene tegen zijn besluit van 9 juni 2004, waarbij hij heeft geweigerd aan betrokkene per 8 augustus 2004 een WAO-uitkering toe te kennen onder overweging dat de mate van haar arbeidsongeschiktheid per die datum minder dan 15% bedraagt.

Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene tegen evenvermeld besluit op bezwaar gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en appellant opgedragen met inachtneming van haar uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen, zulks met bepalingen over proceskosten en griffierecht.

De rechtbank heeft - voorzover hier van belang - het volgende overwogen (waarbij voor verweerder moet worden gelezen appellant en voor eiseres betrokkene):

“In de gedingstukken is een aantal functies genoemd die eiseres naar het oordeel van verweerder kan vervullen. Ten aanzien van de grief dat eiseres de geduide functies niet zou kunnen uitvoeren vanwege het feit dat ze de Nederlandse taal niet goed zou beheersen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder in onvoldoende mate heeft aangetoond dat eiseres met haar kennis van de Nederlandse taal in staat is om de geduide functies te kunnen uitvoeren.

Ter zitting is door gemachtigde van verweerder erkend dat het spreken van de Nederlandse taal niet betekent dat eiseres ook de lees- en schrijfvaardigheid van de Nederlandse taal beheerst. Dientengevolge is de rechtbank van oordeel dat verweerder, gezien de vereisten in de geduide functies ten aanzien van het voorgaande, nader had dienen te motiveren waarom hij eiseres in staat acht de geduide functies te kunnen vervullen. Nu deze motivering ontbreekt, dient het besluit te worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.”

In hoger beroep heeft appellant zich gekeerd tegen het oordeel van de rechtbank dat hij “in onvoldoende mate heeft aangetoond dat eiseres met haar kennis van de Nederlandse taal in staat is om de geduide functies te kunnen uitvoeren”, zulks onder verwijzing naar het rapport van de bezwaararbeidsdeskundige mr. J.J. van der Naald van

18 november 2005.

Deze heeft daarin - samengevat - het volgende betoogd. Betrokkene heeft op basis van de door haar genoten vooropleiding (lagere school in Turkije) opleidingsniveau 2, wat betekent dat zij moet worden geacht te kunnen lezen en schrijven op eind basisschoolniveau. Bij de in het kader van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies te verrichten werkzaamheden gaat het om voor het overgrote deel relatief eenvoudig productiewerk voor het kunnen verrichten waarvan mondelinge en schriftelijke instructies worden gegeven. Toegegeven wordt dat betrokkene de Nederlandse taal slecht beheerst. Daarbij is evenwel aangetekend dat, aangezien betrokkene kennelijk in staat is geweest zich staande te houden in twee voorafgaande aan haar uitval (op 6 mei 2002) vervulde functies van schoonmaakster en assemblagemedewerker/operator - bij welke laatste functie het ging om het assembleren van (eenvoudige) auto-onderdelen (aan dashboarden) - en in staat moet worden geacht de (eenvoudige) interne opleiding te volgen, de conclusie moet worden getrokken dat functies in het kader waarvan een expliciet appel wordt gedaan op de beheersing van de Nederlandse taal als passend kunnen worden beschouwd. Voor die conclusie is steun te vinden in de jurisprudentie van de Raad op dit punt, aldus tot slot de evengenoemde bezwaararbeidsdeskundige, bij wiens opvatting appellant zich heeft aangesloten.

De Raad overweegt als volgt.

Aan de schatting zijn (in de bezwaarfase, wat het aantal vereiste arbeidsplaatsen betreft in voldoende mate) functies in de sbc-codes 111180 (monteuse, productiemedewerker industrie, samenstellen van producten), 272042 (naaister, productiemedewerker confectie, kleermaken) en 267050 (wikkelaar, samensteller electronische apparatuur, productiemedewerker draadbomen) ten grondslag gelegd.

In verband met de relatief eenvoudige aard van de werkzaamheden die blijkens het “Resultaat eindselectie” (later “Resultaat functiebeoordeling”) ter vervulling van die functies moeten worden verricht en de interne opleiding die blijkens de “Arbeidsmogelijkhedenlijst” ingeval van twee van die functies moet worden gevolgd, worden allesbehalve hoge eisen gesteld aan het beheersen van de Nederlandse taal. Slechts bij één functie, te weten die van productiemedewerker draadbomen (sbc-code 267050, functienr. 3698-9997-003 met vijf arbeidsplaatsen), stelt de aan het CBBS meewerkende werkgever als eis “Nederlands kunnen lezen en schrijven”. Bij de andere tot diezelfde sbc-code behorende functie van wikkelaar (functienr. 3621-0051-001 met twee arbeidsplaatsen) met hetzelfde functie- en opleidingsniveau (2) en/maar een aanmerkelijk (13%) hoger bruto-uurloon stelt de aan het CBBS meewerkende (andere) werkgever die eis niet.

Hoe dan ook gaat het bij de functie van productiemedewerker draadbomen om relatief eenvoudige productiewerkzaamheden (95% van het totaal van de werkzaamheden) waarbij die medewerker mondelinge en schriftelijke instructies van de productieplanning ontvangt en de werkzaamheden op de orderbon administreert. De eis “Nederlands kunnen lezen en schrijven” moet niet op zichzelf worden bezien, maar in relatie tot de geduide functie zoals die is beschreven in het “Resultaat eindselectie”. De conclusie is dan ook gerechtvaardigd dat in de functie van productiemedewerker draadbomen het niveau waarop en de mate waarin die medewerker Nederlands moet kunnen lezen en schrijven zeer basaal respectievelijk laag is. Uit geen van de gedingstukken is af te leiden dat dat niveau en die mate uitstijgen boven het niveau dat en de mate die is vereist in de hiervoor vermelde, tot dezelfde sbc-code behorende functie van wikkelaar en in de overigens aan de schatting ten grondslag gelegde functies.

Gelet op zijn partijen bekende jurisprudentie ten aanzien van de beheersing van de Nederlandse taal als functie-eis en in aanmerking genomen dat betrokkene van

22 maart 2001 (aanvankelijk via een uitzendbureau, maar per 1 oktober 2001 in dienst van het desbetreffende bedrijf) tot aan haar uitval op 6 mei 2002 de productiefunctie van assemblagemedewerker/operator (voltijds) geruime tijd heeft vervuld, vermag de Raad onder de in dit geval gegeven omstandigheden niet in te zien dat betrokkene op dat punt niet in staat kan worden geacht tot het vervullen van welke van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies ook. Van ongeoorloofde relativering van de eis “Nederlands kunnen lezen en schrijven” ten aanzien van de functie van productiemedewerker draadbomen is naar het oordeel van de Raad geen sprake.

Rijst vervolgens de vraag of de rechtbank terecht en op goede gronden is gekomen tot het oordeel dat appellant (tot en met de beroepsfase) in onvoldoende mate heeft aangetoond dat betrokkene met haar kennis van de Nederlandse taal in staat is de geduide (waaronder de Raad verstaat: de aan de schatting ten grondslag gelegde) functies te vervullen.

De Raad beantwoordt die vraag op grond van hetgeen hij hiervoor heeft overwogen bevestigend. In hoger beroep heeft appellant evenwel alsnog aan de hand van het rapport van de bezwaararbeidskundige Van der Naald van 18 november 2005 duidelijk en naar behoren gemotiveerd aangegeven dat betrokkene in staat is te achten tot vervulling van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies.

Het vorenstaande brengt de Raad er dan ook toe de aangevallen uitspraak slechts te vernietigen voor zover daarbij aan het Uwv de opdracht is gegeven een nieuw besluit op bezwaar te nemen en ter finalisering van het geschil te bepalen dat de rechtsgevolgen van het door de rechtbank vernietigde besluit op bezwaar geheel in stand blijven.

Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is de Raad niet kunnen blijken.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij aan de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de opdracht is gegeven een nieuw besluit op bezwaar te nemen;

Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het door de rechtbank vernietigde besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen van 12 januari 2005 geheel in stand blijven;

Bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige.

Deze uitspraak is gedaan door G.J.H. Doornewaard. De beslissing is, in tegenwoordigheid van N.E. Nijdam als griffier, uitgesproken in het openbaar op

4 januari 2008.

(get.) G.J.H. Doornewaard.

(get.) N.E. Nijdam.

JL