Home

Centrale Raad van Beroep, 23-01-2008, BC2880, 06-2693 WAO

Centrale Raad van Beroep, 23-01-2008, BC2880, 06-2693 WAO

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
23 januari 2008
Datum publicatie
29 januari 2008
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2008:BC2880
Zaaknummer
06-2693 WAO

Inhoudsindicatie

Omvang van geding. Arbeidskundige component van arbeidsongeschiktheidsbeoordeling niet aan te merken als zelfstandig deelbesluit en besluit tot intrekking WAO-uitkering dan ook niet in zoverre vernietigen. Arbeidskundige onderbouwing voldoende.

Uitspraak

06/2693 WAO

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 18 april 2006, 05/4274 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

[Betrokkene]

en

appellant.

Datum uitspraak: 23 januari 2008

I. PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 december 2007.

Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.M.J. Evers.

Betrokkene is niet verschenen.

II. OVERWEGINGEN

Voor een uitgebreidere weergave van de feiten verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat hier met het volgende.

Bij besluit van 28 oktober 2004 heeft het Uwv de uitkering van betrokkene ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) met ingang van 29 december 2004 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. Voorts heeft het Uwv bij dit besluit de uitkering van betrokkene ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) per 29 december 2004 beëindigd.

Bij besluit van 27 september 2005 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 28 oktober 2004 ongegrond verklaard.

Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het arbeidskundige gedeelte van het bestreden besluit vernietigd, het bestreden besluit voor het overige in stand gelaten en appellant opgedragen, voor zover het bestreden besluit is vernietigd, een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Voorts is appellant gelast aan betrokkene het griffierecht te vergoeden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de medische grondslag van het bestreden besluit stand houdt. Voorts heeft de rechtbank het standpunt van het Uwv, dat betrokkene niet langer ongeschikt is voor haar werk van secretaresse/verzuimrapporteur in het kader van de WAZ, onderschreven. Ten aanzien van de arbeidskundige onderbouwing van de herziening van de WAO-uitkering heeft de rechtbank, samengevat, overwogen dat met de aanpassingen die appellant heeft aangebracht in het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) niet alle onvolkomenheden van dat systeem zijn opgeheven die de Raad in zijn uitspraken van 9 november 2004 (LJN AR4719) heeft geconstateerd. Dit heeft de rechtbank tot het oordeel geleid dat de onderhavige schatting een als toereikend aan te merken niveau van transparantie, verifieerbaarheid en toetsbaarheid ontbeert, zodat het bestreden besluit is genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft er op gewezen dat het bestreden besluit enkel wat betreft de arbeidskundige kant van de schatting wordt vernietigd, dat appellant ten aanzien van dat gedeelte wordt opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen en dat de medische kant van de schatting kan standhouden.

Appellant heeft in zijn aanvullend beroepschrift, samengevat, aangevoerd dat met de aanpassingen die naar aanleiding van ’s Raads uitspraken van 9 november 2004 aan het CBBS zijn aangebracht, een zodanig niveau van verifieerbaarheid, inzichtelijkheid en toetsbaarheid van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling is bereikt dat dit voldoende onderbouwing geeft voor een besluit over de mate van arbeidsongeschiktheid. Bij brief van 30 maart 2007 heeft appellant een rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige J. Huisman van 30 januari 2007 toegezonden, waarin deze een motivering heeft gegeven bij alle signaleringen die door het CBBS bij de voor betrokkene geselecteerde functies zijn aangegeven. Ter zitting van de Raad heeft de gemachtigde van appellant verklaard dat de gronden van het hoger beroep over het aangepaste CBBS niet langer worden gehandhaafd, gelet op ’s Raads uitspraak van 12 oktober 2006 (LJN AY9971) hierover. De gemachtigde heeft verzocht om te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven, omdat in voormeld rapport van 30 januari 2007 voldoende is gemotiveerd dat de belasting in de geselecteerde functies de belastbaarheid van betrokkene niet overschrijdt.

De Raad stelt vast dat, nu betrokkene geen hoger beroep heeft ingesteld en het hoger beroep van appellant zich uitsluitend richt tegen de aangevallen uitspraak voor zover deze ziet op de arbeidskundige grondslag van de herziening van de WAO-uitkering, het besluit tot intrekking van de WAZ-uitkering en de medische grondslag van het besluit tot herziening van de WAO-uitkering in hoger beroep niet ter beoordeling staan.

De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak onder meer beslist:

“verklaart het beroep gegrond en vernietigt het arbeidskundige gedeelte van het bestreden besluit;”.

Zoals de Raad heeft geoordeeld in zijn uitspraak van 16 maart 2005 (LJN AT1852) is de arbeidskundige component van een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling niet aan te merken als een zelfstandig deelbesluit en kan een besluit tot vaststelling van het recht op een WAO-uitkering dan ook niet in zoverre worden vernietigd.

De Raad overweegt voorts dat het Uwv in voormeld rapport van 30 januari 2007 voldoende heeft gemotiveerd dat de in het kader van de WAO-beoordeling voor betrokkene geselecteerde functies haar belastbaarheid niet overschrijden, zodat deze functies aan de beslissing tot herziening van de WAO-uitkering ten grondslag kunnen worden gelegd.

Gelet op het vorenstaande beslist de Raad als hieronder aangegeven.

Voor een proceskostenveroordeling zijn geen termen aanwezig.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep,

Recht doende:

Vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij het beroep gegrond is verklaard, het arbeidskundige gedeelte van het bestreden besluit is vernietigd en appellant is opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen;

Vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij het bezwaar tegen de herziening van de WAO-uitkering ongegrond is verklaard;

Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, voor zover vernietigd, in stand blijven;

Bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige.

Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en M.C.M. van Laar en E. Dijt als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W.R. de Vries als griffier, uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2008.

(get.) Ch. van Voorst.

(get.) W.R. de Vries.

JL