Home

Centrale Raad van Beroep, 29-01-2008, BC3929, 06-7031 NIOAW

Centrale Raad van Beroep, 29-01-2008, BC3929, 06-7031 NIOAW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
29 januari 2008
Datum publicatie
11 februari 2008
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2008:BC3929
Zaaknummer
06-7031 NIOAW

Inhoudsindicatie

Afwijzing toekenning IOAW-uitkering met terugwerkende kracht. Afwijzing schadevergoeding.

Uitspraak

06/7031 NIOAW

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellant],

tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 31 oktober 2006, 05/8365 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

het College van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Gravenhage (hierna: College)

Datum uitspraak: 29 januari 2008

I. PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M. Spek, advocaat te ’s-Gravenhage, hoger beroep ingesteld.

Het College heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op 18 december 2007, waar partijen niet zijn verschenen.

II. OVERWEGINGEN

De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

Appellant heeft op 29 maart 2005 een uitkering ingevolge de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) aangevraagd als aanvulling op zijn WAO-uitkering. Appellant heeft verzocht om toekenning van een uitkering met terugwerkende kracht tot 2 maart 2005, zijnde de datum waarop zijn recht op uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) is beëindigd.

Bij besluit van 27 mei 2005 heeft het College appellant met ingang van 29 maart 2005 een uitkering ingevolge de IOAW toegekend.

Bij besluit van 3 november 2005 heeft het College het bezwaar van appellant tegen de in het besluit van 27 mei 2005 vermelde ingangsdatum onder verwijzing naar artikel 16a, eerste lid, van de IOAW ongegrond verklaard.

Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 3 november 2005 ongegrond verklaard.

Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.

De Raad komt tot de volgende beoordeling.

Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de IOAW, stelt het College het recht op uitkering op schriftelijke aanvraag vast. In artikel 16a, eerste lid, van de IOAW is bepaald dat, indien door het College is vastgesteld dat recht op uitkering bestaat, de uitkering wordt toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich overeenkomstig het bepaalde in artikel 16a, tweede lid, van de IOAW bij de Centrale organisatie werk en inkomen heeft gemeld om een uitkering aan te vragen. Dit betekent dat in beginsel geen uitkering wordt verleend over een periode voorafgaand aan de datum waarop de aanvraag is ingediend en/of de melding heeft plaatsgevonden, tenzij bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen.

Bij de aangevallen uitspraak, waarin appellant is aangeduid als eiser en het College als gedaagde, heeft de rechtbank onder meer het volgende overwogen:

“Eiser heeft gesteld zich niet eerder dan op 29 maart 2005 te hebben kunnen melden bij het CWI, nu hij eerst bij brief van 23 maart 2005 door het UWV op de hoogte is gesteld van de beëindiging van zijn WW-uitkering per 2 maart 2005. Voor zover in genoemde brief van 23 maart 2005 wordt gesproken over een eerdere brief van het UWV van 2 februari 2005, waarin eiser ook reeds op het eindigen van de WW-uitkering per 2 maart 2005 is gewezen, wijst eiser er op dat hij deze brief niet heeft ontvangen. Eiser acht het onterecht dat hij door deze gang van zaken over de periode van 2 maart 2005 tot 29 maart 2005 geen inkomsten heeft gehad.

De rechtbank heeft vastgesteld dat zich onder de gedingstukken, naast de brief van het UWV van 23 maart 2005, nog een brief van het UWV bevindt, waarin eiser wordt gewezen op het eindigen van zijn WW-uitkering per 1 maart 2005 (gedingstuk B1.4).

Deze brief is weliswaar ongedateerd, maar door eiser is niet weersproken dat hij deze - in het kader van een bijstandsaanvraag - op 1 juni 2004 aan verweerder heeft overgelegd.

Voor zover dan ook is beoogd aan te voeren dat eiser wegens gebrek aan informatie over het eindigen van zijn WW-uitkering niet tijdig zijn IOAW-uitkering heeft kunnen aanvragen, gaat de rechtbank aan dit betoog voorbij. Immers, uit de stukken blijkt dat eiser op 1 juni 2004 de ongedateerde brief heeft overgelegd, waaruit kan worden afgeleid dat hij in ieder geval op dat moment kennis droeg van de inhoud van deze brief.

Het is de rechtbank dan ook niet gebleken dat eiser zich niet eerder dan op 29 maart 2005 bij het CWI heeft kunnen melden. Ook in het overige beroep aangevoerde, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder bijzondere omstandigheden had dienen aan te nemen die verweerder zouden nopen de uitkering eerder dan per 29 maart 2005 te laten ingaan.”

De Raad heeft in hetgeen in hoger beroep naar voren is gebracht geen toereikende aanknopingspunten gevonden om het oordeel van de rechtbank voor onjuist te houden en onderschrijft de aan dit oordeel ten grondslag gelegde overwegingen. De Raad voegt hieraan toe dat het feit dat in de (ongedateerde) brief van het UWV de beëindigingsdatum onder voorbehoud is aangegeven niet tot een ander oordeel kan leiden. Indien appellant aanleiding meende te hebben om te twijfelen aan de definitieve beëindigingsdatum dan had het op zijn weg gelegen daarover tijdig informatie in te winnen bij het UWV.

Het voorgaande leidt de Raad tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd en dat er geen plaats is voor het toekennen van de verzochte schadevergoeding.

De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Bevestigt de aangevallen uitspraak;

Wijst het verzoek om een veroordeling tot schadevergoeding af.

Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham. De beslissing is, in tegenwoordigheid van N.L.E.M. Bynoe als griffier, uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2008.

(get.) A.B.J. van der Ham.

(get.) N.L.E.M. Bynoe.

RB