Centrale Raad van Beroep, 15-04-2008, ECLI:NL:CRVB:2008:252 BC9675, 06/6885 WWB, 06/6886 WWB
Centrale Raad van Beroep, 15-04-2008, ECLI:NL:CRVB:2008:252 BC9675, 06/6885 WWB, 06/6886 WWB
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 15 april 2008
- Datum publicatie
- 17 april 2008
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2008:BC9675
- Zaaknummer
- 06/6885 WWB, 06/6886 WWB
- Relevante informatie
- Participatiewet [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 17
Inhoudsindicatie
Intrekking, blokkering bijstandsuitkering. Weigering bijzondere bijstand. Schending inlichtingenverplichting. Hennepkwekerij. Raad kent geen betekenis toe aan vonnis kantonrechter.
Uitspraak
06/6885 WWB
06/6886 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op de hogere beroepen van:
[Appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraken van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 11 oktober 2006, 05/4493 en 06/2657 (hierna: aangevallen uitspraken),
in de gedingen tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenswaard (hierna: College)
Datum uitspraak: 15 april 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft R.C.J. Theuns, advocaat te Valkenswaard, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2008. Appellant en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.G.W. van Heugten, werkzaam bij de gemeente Valkenswaard.
II. OVERWEGINGEN
Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraken. Hij volstaat hier met het volgende.
Appellant ontving gedurende een groot aantal jaren algemene bijstand laatstelijk op grond van de Wet werk en bijstand (WWB).
Naar aanleiding van de melding van de woningverhuurder dat in de woning van appellant medio mei 2005 een hennepkwekerij was ontmanteld, heeft het College bij besluit van 2 juni 2005 de uitbetaling van de algemene bijstand met ingang van 1 mei 2005 geblokkeerd.
In opdracht van het College heeft het Samenwerkingsverband Bijzonder Onderzoek van gemeente Geldrop-Mierlo (hierna: sociale recherche) vervolgens een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan appellant verleende bijstand. In dat kader is gebruik gemaakt van de voorlopige resultaten van een door de politieafdeling Valkenswaard-Waalre ingesteld onderzoek en is appellant gehoord. De bevindingen van dat onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 20 juli 2005. De onderzoeksresultaten zijn voor het College aanleiding geweest om bij besluit van 4 augustus 2005 de algemene bijstand van appellant met ingang van 1 mei 2005 te beëindigen (lees: in te trekken).
Bij besluit van 7 september 2005 heeft het College de door appellant ingediende aanvraag om langdurigheidstoeslag van 17 maart 2005 afgewezen.
Bij besluit van eveneens 7 september 2005 heeft het College de door appellant ingediende aanvraag van 27 mei 2005 om bijzondere bijstand voor tandartskosten afgewezen.
Bij besluit van 18 oktober 2005 heeft het College de bezwaren tegen de besluiten van 2 juni 2005 en 4 augustus 2005 ongegrond verklaard. Aan de handhaving van de intrekking van de algemene bijstand heeft het College ten grondslag gelegd dat appellant zonder daarvan aan het College melding te hebben gemaakt werkzaamheden heeft verricht dan wel inkomsten heeft genoten in verband met het telen van hennep als gevolg waarvan niet kan worden beoordeeld of hij verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden.
Bij besluit van 12 april 2006 heeft het College de bezwaren tegen de besluiten van 7 september 2005 ongegrond verklaard. Daaraan heeft het College ten grondslag gelegd dat appellant geen inzicht heeft verschaft in zijn activiteiten en inkomsten in verband met de teelt van hennep en dat als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of hij recht heeft op langdurigheidstoeslag en op bijzondere bijstand voor tandartskosten.
Bij de aangevallen uitspraken heeft de rechtbank de beroepen tegen de besluiten van 18 oktober 2005 en 12 april 2006 ongegrond verklaard.
Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraken gekeerd.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Intrekking
Met betrekking tot de intrekking van de algemene bijstand met ingang van 1 mei 2005 stelt de Raad voorop dat in dit geval - volgens vaste rechtspraak van de Raad - ter beoordeling staat de periode vanaf 1 mei 2005 tot en met de datum van het primaire besluit (4 augustus 2008).
Vaststaat dat de politie op 12 mei 2005 in de huurwoning van appellant een in werking zijnde hennepkwekerij heeft aangetroffen. Gelet op de omvang van deze kwekerij en de aangetroffen apparatuur is de Raad van oordeel dat sprake is geweest van een professionele kwekerij. Appellant heeft tegenover de politie verklaard dat hij de verantwoordelijkheid neemt voor de kwekerij en dat deze er pas een paar maanden was. Aangezien appellant van de kwekerij geen melding heeft gemaakt, heeft hij (in elk geval) van 1 mei 2005 tot en met 12 mei 2005 de ingevolge artikel 17, eerste lid, van de WWB op hem rustende inlichtingenverplichting geschonden.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij geen eigenaar was van de aangetroffen hennepkwekerij, maar een deel van zijn woning ten behoeve van hennepteelt aan derden ter beschikking heeft gesteld. De Raad is van oordeel dat het feit dat in de door appellant gehuurde woning een hennepkwekerij is aangetroffen de vooronderstelling rechtvaardigt dat hij daarvan (mede)eigenaar is geweest en dat de opbrengst (ook) hem ten goede is gekomen. De Raad is voorts van oordeel dat appellant er niet in is geslaagd met overtuigende, objectieve en verifieerbare gegevens aan te tonen dat hij de kwekerij niet zelf heeft geëxploiteerd en ook overigens in het geheel geen inkomsten uit of in verband met die kwekerij heeft ontvangen. Evenmin heeft appellant aannemelijk gemaakt dat hij, zoals hij stelt, door de hiervoor genoemde derden is bedreigd als gevolg waarvan hem niet kan worden verweten dat hij van de hennepkwekerij in zijn woning bij het College geen melding heeft gemaakt.
Appellant heeft in dit verband een beroep gedaan op het vonnis van 20 juli 2006 van de kantonrechter Eindhoven in een huurgeschil tussen appellant en de verhuurder van zijn woning. De kantonrechter heeft bewezen geacht dat appellant twee tot drie weken na de aanvang van de hennepteelt in de door hem gehuurde woning daarvan afwilde en aanhoudend serieus, doch tevergeefs heeft geprobeerd de henneptelers (met de kwekerij) uit zijn huurwoning te krijgen en heeft voorts overwogen dat appellant vrijwillig heeft willen terugtreden hetgeen als gevolg van jegens hem uitgeoefende bedreigingen niet is gelukt. De Raad kent aan het vonnis van de kantonrechter niet de betekenis toe die appellant daaraan gehecht wenst te zien. De Raad overweegt daartoe dat de bestuursrechter in de vaststelling van en het oordeel over het hem voorgelegde geschil in het algemeen niet gebonden aan hetgeen in een civiele procedure door de desbetreffende rechter is geoordeeld, te minder nu in een civiele procedure een andere rechtsvraag voorligt en een ander procesrecht van toepassing is.
De Raad is met de rechtbank van oordeel dat het College zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de schending van de inlichtingenverplichting over de periode van 1 mei 2005 tot en met 12 mei 2005 tot gevolg heeft gehad dat het recht op bijstand van appellant over de gehele maand mei 2005 niet kan worden vastgesteld. De Raad neemt daarbij in aanmerking dat ingevolge artikel 45, eerste lid, van de WWB de algemene bijstand per kalendermaand wordt vastgesteld. Dat betekent dat het College op grond van artikel 54, derde lid, aanhef en onder a, van de WWB bevoegd was de bijstand van appellant over die periode in te trekken. De Raad stelt vast dat het College ten aanzien van de intrekking over de maand mei 2005 heeft gehandeld in overeenstemming met de ter zake gehanteerde door de Raad niet onredelijk geachte beleidsregels. In hetgeen appellant heeft aangevoerd ziet de Raad geen bijzondere omstandigheden op grond waarvan het College, met toepassing van artikel 4:84 (slot) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in afwijking van de beleidsregels van intrekking van de bijstand over die periode had moeten afzien.
Anders dan de rechtbank is de Raad voorts van oordeel dat er onvoldoende grondslag bestaat voor het standpunt van het College dat ook over de hier te beoordelen periode vanaf 1 juni 2005 het recht op bijstand als gevolg van de schending van de inlichtingenverplichting niet kan worden vastgesteld. De Raad wijst er in dat verband op dat de hennepkwekerij in de woning van appellant op 12 mei 2005 is ontmanteld en dat in de gedingstukken geen aanwijzingen zijn te vinden dat appellant na genoemde datum in verband met die kwekerij nog op geld waardeerbare activiteiten heeft verricht of inkomsten heeft genoten. Dat betekent dat het besluit van 18 oktober 2005, voor zover het betrekking heeft op de intrekking van de bijstand over de periode vanaf 1 juni 2005, op een onvoldoende draagkrachtige motivering berust en derhalve in zoverre niet in stand kan blijven.
Blokkering
Aangezien de intrekking over de maand mei 2005 in stand kan blijven, behoeft de blokkering van de uitbetaling van de bijstand per 1 mei 2005 naar het oordeel van de Raad geen bespreking meer.
Langdurigheidstoeslag
Ingevolge artikel 36, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de WWB verleent het College op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan een persoon van 23 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar die:
a. gedurende een ononderbroken periode van 60 maanden een inkomen heeft dat niet hoger is dan de bijstandsnorm en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft; en
b. gedurende de in onderdeel a bedoelde periode geen inkomsten uit of in verband met arbeid heeft ontvangen.
Het gaat hier om een eenmalige, jaarlijks op aanvraag toe te kennen toeslag. Om in aanmerking te komen voor die toeslag dient (in elk geval) te zijn voldaan aan de hiervoor genoemde voorwaarden. De Raad stelt, gelet op het verhandelde ter zitting, vast dat de in artikel 36, eerste lid, onder a, van de WWB bedoelde periode van 60 maanden (hierna: referteperiode) in het geval van appellant liep van 18 maart 2000 tot en met 17 maart 2005, de datum waarop appellant een aanvraag om langdurigheidstoeslag heeft ingediend. Zoals de Raad bij de beoordeling van de intrekking reeds heeft overwogen staat voorts vast dat op 12 mei 2005 in de woning van appellant een hennepkwekerij is aangetroffen, die naar het oordeel van de Raad een professioneel karakter heeft en waarvan appellant heeft verklaard dat zij reeds een paar maanden bestond en hij er de verantwoordelijkheid voor neemt. Voorts blijkt uit de gedingstukken dat er aanwijzingen zijn dat er een oogst is geweest. Appellant heeft van de kwekerij aan het College geen melding gemaakt. Gelet op het voorgaande komt de Raad tot de conclusie dat appellant in een gedeelte van de hier toepasselijke referteperiode op geld waardeerbare arbeid heeft verricht en dat de hoogte van de daaruit verkregen inkomsten wegens schending van de inlichtingenverplichting door appellant niet kan worden vastgesteld. Dit betekent dat evenmin kan worden vastgesteld of appellant voldoet aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid onder a en b van de WWB, zodat het College de aanvraag om langdurigheidstoeslag van 17 maart 2005 terecht heeft afgewezen.
Bijzondere bijstand voor tandartskosten
Hiervoor heeft de Raad reeds overwogen dat appellant over de periode van 1 mei 2005 tot en met 12 mei 2005 zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden en dat dit tot gevolg heeft gehad dat het recht op bijstand van appellant over de gehele maand mei 2005 niet kan worden vastgesteld. Aangezien ten aanzien van de onderhavige aanvraag om bijzondere bijstand de draagkracht vanaf 27 mei 2005 moet worden beoordeeld, betekent het voorgaande dat het College die aanvraag terecht heeft afgewezen.
Slotoverwegingen
Uit hetgeen hiervoor is overwogen over de langdurigheidstoeslag en de bijzondere bijstand vloeit voort dat de aangevallen uitspraak met reg.nr. 06/2657 voor bevestiging in aanmerking komt.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen over de intrekking en de blokkering vloeit voort dat de aangevallen uitspraak met reg.nr. 05/4493 dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep tegen het besluit van 18 oktober 2005 gegrond verklaren en dat besluit, voor zover het betrekking heeft op de intrekking van de bijstand over de periode vanaf 1 juni 2005, wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb vernietigen. De Raad ziet voorts aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb het besluit van 4 augustus 2005, voor zover het betrekking heeft op de intrekking van de bijstand over de periode vanaf 1 juni 2006, te herroepen, nu dit besluit in zoverre op dezelfde ondeugdelijk gebleken grondslag berust en niet aannemelijk is dat het motiveringsgebrek alsnog kan worden hersteld.
De Raad ziet aanleiding om het College te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze kosten worden begroot op
€ 644,-- in bezwaar, € 644,-- in beroep en op € 322,-- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak met reg.nr. 06/2657;
Vernietigt de aangevallen uitspraak met reg.nr. 05/4493;
Verklaart het beroep tegen het besluit van 18 oktober 2005 gegrond;
Vernietigt het besluit van 18 oktober 2005, voor zover dit betrekking heeft op de intrekking van de bijstand over de periode vanaf 1 juni 2005;
Herroept het besluit van 4 augustus 2005, voor zover dit betrekking heeft op de intrekking van de bijstand vanaf 1 juni 2005;
Veroordeelt het College in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.610,--, te betalen door de gemeente Valkenswaard;
Bepaalt dat de gemeente Valkenswaard aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal
€ 142,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door Th.C. van Sloten als voorzitter en J.J.A. Kooijman en C.J. Borman als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van N.L.E.M. Bynoe als griffier, uitgesproken in het openbaar op 15 april 2008.
(get.) Th.C. van Sloten.
(get.) N.L.E.M. Bynoe.
IJ