Home

Centrale Raad van Beroep, 20-05-2008, BD2215, 07-1330 WWB

Centrale Raad van Beroep, 20-05-2008, BD2215, 07-1330 WWB

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
20 mei 2008
Datum publicatie
21 mei 2008
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2008:BD2215
Zaaknummer
07-1330 WWB
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023] art. 10:13, Wet gemeenschappelijke regelingen [Tekst geldig vanaf 01-07-2022] art. 33, Participatiewet [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-07-2023] art. 9

Inhoudsindicatie

Delegatie. Onbevoegd genomen besluit.

Uitspraak

07/1330 WWB

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellant] (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 8 februari 2007, 06/357 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

het Dagelijks Bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Walcheren (hierna: Dagelijks Bestuur)

Datum uitspraak: 20 mei 2008

I. PROCESVERLOOP

Als gevolg van de inwerkingtreding van de Gemeenschappelijke Regeling Intergemeentelijke Sociale Dienst Walcheren oefent het Dagelijks Bestuur de taken en bevoegdheden in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB) uit die voorheen door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Middelburg (hierna: College) werden uitgeoefend.

Namens appellant heeft mr. V.M.C. Verhaegen, advocaat te Middelburg, hoger beroep ingesteld.

Het Dagelijks Bestuur heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 8 april 2008, waar partijen niet zijn verschenen.

II. OVERWEGINGEN

De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

Bij besluit van 31 mei 2005 is appellant meegedeeld dat, rekening houdend met zijn verminderde functionele mogelijkheden, de verplichtingen gericht op arbeidsinschakeling hem worden opgelegd.

Bij besluit van 9 februari 2006 is het bezwaar tegen het besluit van 31 mei 2005 ongegrond verklaard.

Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van

9 februari 2006 ongegrond verklaard.

Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd, waarbij hij zich - samengevat - op het standpunt stelt dat hij als gevolg van de bij hem aanwezige medische beperkingen niet in staat is tot het verrichten van arbeid.

De Raad komt tot de volgende beoordeling.

De Raad overweegt met betrekking tot de vraag of het besluit van 9 februari 2006 bevoegd is genomen allereerst - ambtshalve - het volgende.

Ten tijde van het nemen van dit besluit was van kracht de Gemeenschappelijke Regeling Intergemeentelijke Sociale Dienst Walcheren. Uit de gedingstukken is gebleken dat de voorzitter van het Dagelijks Bestuur heeft beslist op het bezwaar gericht tegen het besluit van 31 mei 2005. De bevoegdheid om te beslissen op het onderhavige bezwaarschrift berust echter, zo volgt uit artikel 9, tweede lid, van de WWB en artikel 33, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, bij het Dagelijks Bestuur. Het besluit van 9 februari 2006 is dus niet bevoegd genomen. Dit betekent dat het beroep tegen het besluit van 9 februari 2006 gegrond dient te worden verklaard en dat dit besluit wegens strijd met de wet dient te worden vernietigd.

Met het oog op een definitieve beslechting van het geschil heeft de Raad gevraagd deze zaak aan het Dagelijks Bestuur voor te leggen. Bij het op 3 april 2008 door de Raad ontvangen faxbericht van de Sociale Dienst Walcheren is gevoegd een verslag van een bespreking van het Dagelijks Bestuur van 27 maart 2008, waarin het Dagelijks Bestuur verklaart - kort gezegd - het besluit van 9 februari 2006 voor zijn rekening te nemen.

Daarvan uitgaande zal de Raad vervolgens bezien of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit van 9 februari 2006 in stand kunnen worden gelaten.

In artikel 9, eerste lid, van de WWB zijn de verplichtingen tot arbeidsinschakeling opgenomen. Op grond van het tweede lid van dit artikel kan, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, van een verplichting als bedoeld in het eerste lid tijdelijk ontheffing worden verleend.

Aan het besluit van 31 mei 2005 is ten grondslag gelegd het advies van 6 april 2005 van de aan Stichting SAP verbonden arts J. de Bekker, volgens welk advies appellant arbeidsgeschikt is, rekening houdende met verminderde functionele mogelijkheden ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van bij appellant aanwezige medische beperkingen.

De Raad is van oordeel dat het Dagelijks Bestuur op goede gronden heeft besloten appellant niet (langer) te ontheffen van de verplichtingen bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de WWB. Naar het oordeel van de Raad kon en mocht het Dagelijks Bestuur zich bij zijn besluitvorming baseren op het advies van De Bekker, aangezien dat advies zowel wat de wijze van totstandkoming betreft als naar inhoud deugdelijk is te achten.

Ten aanzien van de grief van appellant dat De Bekker ten onrechte geen informatie van de huisarts van appellant in zijn advies betrokken heeft, overweegt de Raad dat uit de gedingstukken blijkt dat De Bekker de huisarts van appellant bij brief van 14 maart 2005 heeft benaderd met een verzoek om informatie, maar dat daarop nimmer gereageerd is. De Raad merkt in dat verband nog op dat het appellant vrij stond zelf medische stukken (van zijn huisarts) te overleggen. De in het hoger beroepschrift aangekondigde medische informatie is niet ingezonden.

Gelet op het voorgaande ziet de Raad aanleiding de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit van 9 februari 2006 in stand te laten.

De Raad ziet voorts aanleiding om het Dagelijks Bestuur te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze kosten worden begroot op € 322,-- voor in hoger beroep verleende rechtsbijstand.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Vernietigt de aangevallen uitspraak;

Verklaart het beroep gegrond;

Vernietigt het besluit van 9 februari 2006;

Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;

Veroordeelt het Dagelijks Bestuur in de proceskosten van appellant tot een bedrag van

€ 322,--, te betalen door de Intergemeentelijke Sociale Dienst Walcheren aan de griffier van de Raad;

Bepaalt dat de Intergemeentelijke Sociale Dienst Walcheren aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 144,-- vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en K. Zeilemaker en A.B.J. van der Ham als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2008.

(get.) G.A.J. van den Hurk.

(get.) W. Altenaar.

IJ