Centrale Raad van Beroep, 22-01-2009, BH2157, 08-4935 ZW
Centrale Raad van Beroep, 22-01-2009, BH2157, 08-4935 ZW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 22 januari 2009
- Datum publicatie
- 10 februari 2009
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2009:BH2157
- Zaaknummer
- 08-4935 ZW
Inhoudsindicatie
Hoogte dagloon: Nabetalingen door de werkgever die weliswaar zien op de referteperiode, maar na afloop van die referteperiode zijn uitbetaald, kunnen niet betrokken worden in een dagloonberekening als hier aan de orde.
Uitspraak
08/4935 ZW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 17 juli 2008, 07/1845 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 22 januari 2009.
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 december 2008. Appellante is daar in persoon verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot [echtgenoot]. Het Uwv heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. M. Reitsma, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. OVERWEGINGEN
1. In artikel 15, eerste lid van de Ziektewet (ZW) is -voor zover hier van belang- bepaald dat voor de berekening van het ziekengeld waarop op grond van deze wet recht bestaat, als dagloon wordt beschouwd 1/261 deel van het loon dat de werknemer in de periode van één jaar, die eindigt op de laatste dag van het aangifte tijdvak voorafgaand aan het aangifte tijdvak waarin de ongeschiktheid tot werken is ingetreden, verdiende. In het tweede lid van dat artikel is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur ten aanzien van de vaststelling van het dagloon, bedoeld in het eerste lid, en de herziening ervan nadere en zo nodig afwijkende regels worden gesteld. Met deze algemene maatregel van bestuur is het Besluit Dagloonregels Werknemersverzekeringen (hierna: het Besluit) bedoeld.
1.1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Besluit wordt de werknemer voor de toepassing van dit besluit geacht zijn loon te hebben genoten in een aangiftetijdvak waarover de werkgever van dat loon opgave heeft gedaan.
1.2. In artikel 3, eerste lid van het Besluit is bepaald dat het dagloon de uitkomst is van de volgende berekening: (A-B-C) + D + E)/261, waarbij:
A staat voor het loon dat de werknemer in het refertejaar heeft genoten;
B staat voor de bedragen aan vakantiebijslag die de werknemer onder die titel in de
volledige aangiftetijdvakken in het refertejaar heeft genoten;
C staat voor de bedragen die de werknemer in de volledige aangiftetijdvakken in het
refertejaar onder die titel heeft genoten aan uitkeringen die het karakter hebben van een
extra periodiek salaris;
D staat voor het bedrag dat de werknemer in het refertejaar heeft opgebouwd aan
vakantiebijslag;
E staat voor het bedrag dat de werknemer in het refertejaar heeft opgebouwd aan
uitkeringen als bedoeld onder C.
1.3. Ingevolge artikel 6, eerste lid, van het Besluit wordt het dagloon van de werknemer die vanaf de aanvang van het refertejaar tot en met de laatste dag van de eerste volledige maand van dat jaar geen loon als bedoeld in artikel 2 van het besluit ontving, vastgesteld door bij de toepassing van artikel 3 ‘261’ te vervangen door: het aantal dagloondagen vanaf en met inbegrip van de dag waarop de werkzaamheden als werknemer zijn gestart tot het einde van het refertejaar. Daarbij wordt rekening gehouden met het loon dat de werknemer vanaf de start van de werkzaamheden in het refertejaar heeft ontvangen, en met de bedragen die de werknemer vanaf dat moment in het refertejaar heeft opgebouwd aan vakantiebijslag en aan uitkeringen die het karakter hebben van een extra periodiek salaris.
2. Appellante heeft over de periode van 23 april 2007 tot haar ziekmelding per 6 augustus 2007 bij Intervention uitzendbureau B.V. als productiemedewerker werkzaamheden verricht. Het Uwv heeft de referteperiode bepaald op de periode 23 april 2007 tot en met 15 juli 2007 en aan appellante (uiteindelijk) ingaande 6 augustus 2007 een uitkering ingevolge de ZW toegekend, waarbij het dagloon is vastgesteld op € 52,15 en per 15 november 2007 (uiteindelijk) gewijzigd vastgesteld op € 39,11.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Daarbij heeft de rechtbank bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven en het Uwv opgedragen het gestorte griffierecht ten bedrage van € 39,-- aan appellante te vergoeden.
4. Appellante heeft zich gemotiveerd en gedocumenteerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Haar standpunt komt er -kort samengevat- op neer dat zij zich niet kan vinden in de hoogte van het vastgestelde dagloon van € 39,11.
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1. De Raad stelt vast dat de referteperiode 23 april 2007 tot en met 15 juli 2007 niet in geding is. Wel in geding is het in die periode verdiende loon naar aanleiding waarvan het dagloon van appellante is berekend. Volgens opgave van de werkgever heeft appellante in de referteperiode € 2.346,62 bruto loon genoten. Gedeeld door het aantal loondagen van 60 komt dat neer op een bruto dagloon van € 39,11. Ter zitting van de Raad heeft appellante nogmaals naar voren gebracht dat de werkgever na afloop van de referteperiode betalingen heeft verricht die zien op werkzaamheden die vallen binnen de referteperiode. Hierdoor komt naar de mening van appellante de totale loonsom over de referteperiode uit op € 3.736,64, hetgeen neerkomt op een dagloon van € 62,28.
Anders dan appellante is de Raad van oordeel dat voor de beantwoording van de vraag hier in geding uitsluitend van belang is het loon dat appellante volgens opgave van haar werkgever in de referteperiode daadwerkelijk heeft genoten. Nabetalingen die weliswaar zien op de referteperiode, maar na afloop van die referteperiode zijn uitbetaald, wat daarvan overigens ook de reden is, kunnen gelet op het bepaalde in het hierboven onder 1.1. deels weergegeven artikel 2 van het Besluit, niet betrokken worden in een dagloonberekening als hier aan de orde.
4.5. Gelet op het vorenoverwogene treft het hoger beroep geen doel. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4.6. Voor een proceskostenveroordeling acht de Raad geen termen aanwezig.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van der Net als voorzitter en G. van der Wiel en N.J. van Vulpen-Grootjans als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.E. Lysen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2009.
(get.) B.J. van der Net.
(get.) R.E. Lysen.
RB