Home

Centrale Raad van Beroep, 17-11-2009, BK4230, 08-6559 WWB + 09-875 WWB

Centrale Raad van Beroep, 17-11-2009, BK4230, 08-6559 WWB + 09-875 WWB

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
17 november 2009
Datum publicatie
24 november 2009
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2009:BK4230
Zaaknummer
08-6559 WWB + 09-875 WWB

Inhoudsindicatie

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor de kosten van tandheelkundige behandelingen. Rechtbank heeft besluit vernietigd. Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft appellant op 17 november 2008 een nieuw besluit op bezwaar genomen waarbij de afwijzing van de aanvraag van betrokkene wederom is gehandhaafd. Voor de kosten van een tandheelkundige behandeling dient sinds 1 januari 2006 de Zvw, mede gelet op artikel 2.7 van het Besluit zorgverzekering, in beginsel als een aan de WWB voorliggende, toereikende en passende voorziening te worden beschouwd. Daaraan doet volgens vaste rechtspraak met betrekking tot kosten als hier aan de orde niet af dat de door betrokkene gemaakte kosten niet volledig door de voorliggende voorziening worden vergoed. Dit brengt met zich mee dat artikel 15, eerste lid, van de WWB aan toekenning van de gevraagde bijzondere bijstand in de weg staat. Gesteld noch gebleken is dat van een acute noodsituatie sprake was. Dit betekent dat appellant niet de bevoegdheid toekwam om betrokkene bijzondere bijstand te verlenen voor de hier aan de orde zijnde kosten. Vernietiging aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten. Vernietiging besluit van 17 november 2008.

Uitspraak

08/6559 WWB

09/875 WWB

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 oktober 2008, 06/5452 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

[Betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene)

en

appellant

Datum uitspraak: 17 november 2009

I. PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

Namens betrokkene heeft mr. J.C. Walker, advocaat te Amsterdam, een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2009. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.H.M. Diederich, werkzaam bij de gemeente Amsterdam. Betrokkene is niet verschenen.

II. OVERWEGINGEN

1. Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.

1.1. Bij brief van 29 mei 2006 heeft betrokkene bijzondere bijstand aangevraagd voor onder andere de kosten van tandheelkundige behandelingen tot een totaal bedrag van € 2.504,96.

1.2. Bij besluit van 15 augustus 2006 heeft appellant de aanvraag afgewezen.

1.3. Bij besluit van 24 oktober 2006 heeft appellant de tegen het besluit van 15 augustus 2006 gemaakte bezwaren, voor zover betrekking hebbend op de kosten van de tandheelkundige behandelingen, ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat sprake is van een voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB). Het feit dat betrokkene geen verzekering voor tandheelkundige ingrepen heeft afgesloten doet hieraan niet af. Daarnaast is geen sprake van bijzondere individuele omstandigheden op grond waarvan de gevraagde kosten kunnen worden vergoed.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - onder meer - het tegen het besluit van 24 oktober 2006 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit voor zover betrekking hebbend op de weigering bijstand te verlenen voor de kosten van de tandheelkundige behandelingen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vernietigd en bepalingen gegeven omtrent griffierecht en proceskosten. De rechtbank heeft daartoe geoordeeld dat het bepaalde in artikel 15, eerste lid, van de WWB kan leiden tot afwijzing van een aanvraag om vergoeding van kosten, als de voorliggende voorziening voorziet in vergoeding van de kosten, of als de voorliggende voorziening niet voorziet in vergoeding van de kosten om andere redenen dan redenen van budgettaire aard. Nu niet is gebleken dat is onderzocht om welke redenen de vergoeding van de onderhavige tandartskosten niet zijn opgenomen in de voorliggende voorziening, te weten de ziektekostenverzekering van betrokkene, dient naar het oordeel van de rechtbank alsnog te worden onderzocht of de voorliggende voorziening de vergoeding van de onderhavige tandartskosten uitsluit om andere redenen dan van budgettaire aard.

3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen dit oordeel gekeerd. Appellant heeft daartoe onder meer aangevoerd dat de wetgever in het kader van de sinds 1 januari 2006 in werking getreden Zorgverzekeringswet (Zvw), evenals onder de voormalige Ziekenfondswet het geval was, een bewuste beslissing heeft genomen over de omvang van het verstrekkingenpakket en dat in beginsel geen bijstand kan worden verleend voor de kosten van de hulp die uitdrukkelijk buiten de werkingssfeer van de wet zijn gelaten. Gelet hierop laat de wet geen ruimte voor een eigen onderzoek naar de noodzakelijkheid van de kosten.

4. Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft appellant op 17 november 2008 een nieuw besluit op bezwaar genomen waarbij de afwijzing van de aanvraag van betrokkene wederom is gehandhaafd op de grond dat sprake is van een voorliggende voorziening die aan toekenning van bijzondere bijstand in de gevraagde kosten in de weg staat en dat voorts niet is gebleken van dringende redenen om met toepassing van artikel 16 van de WWB bijstand te verlenen.

5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

5.1. In artikel 35, eerste lid, van de WWB is bepaald dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.

5.2. Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de WWB bestaat geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.

5.3. Voor de kosten van een tandheelkundige behandeling dient sinds 1 januari 2006 de Zvw, mede gelet op artikel 2.7 van het Besluit zorgverzekering, in beginsel als een aan de WWB voorliggende, toereikende en passende voorziening te worden beschouwd.

In gevallen waarin deze zorg, als zijnde niet noodzakelijk, niet tot de prestaties behoren die op grond van het bij of krachtens de Zvw bepaalde voor vergoeding in aanmerking komen, staat het bepaalde in artikel 15, eerste lid, tweede volzin, van de WWB in beginsel aan bijstandsverlening in de weg. Daaraan doet volgens vaste rechtspraak met betrekking tot kosten als hier aan de orde niet af dat de door betrokkene gemaakte kosten niet volledig door de voorliggende voorziening worden vergoed. Dit brengt met zich mee dat artikel 15, eerste lid, van de WWB aan toekenning van de gevraagde bijzondere bijstand in de weg staat. Met appellant is de Raad dan ook van oordeel van het College niet kan worden gevergd dat een onderzoek wordt ingesteld zoals door de rechtbank is aangegeven.

5.4. Het eerste lid van artikel 16 van de WWB biedt de mogelijkheid om in afwijking van artikel 15, eerste lid, van de WWB, de gevraagde bijstand te verlenen indien, gelet op alle omstandigheden, daartoe zeer dringende redenen noodzaken. Blijkens de Memorie van Toelichting op deze bepaling dient in een dergelijk geval vast te staan dat sprake is van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand volstrekt onvermijdelijk is. Gesteld noch gebleken is dat van een acute noodsituatie sprake was. Dit betekent dat appellant niet de bevoegdheid toekwam om betrokkene bijzondere bijstand te verlenen voor de hier aan de orde zijnde kosten.

5.5. Uit het voorgaande vloeit voort dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, voor vernietiging in aanmerking komt en dat het beroep voor zover dat betrekking heeft op de handhaving in bezwaar van de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand in de kosten van tandheelkundige behandeling ongegrond moet worden verklaard.

5.6. Met de vernietiging van de aangevallen uitspraak is tevens de grondslag komen te ontvallen aan het ter uitvoering van die uitspraak genomen besluit van 17 november 2008. Dit betekent dat dat besluit voor vernietiging in aanmerking komt.

6. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Vernietigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten;

Verklaart het beroep tegen het besluit van 24 oktober 2006, voor zover dat betrekking heeft op de kosten van tandheelkundige behandeling, ongegrond;

Vernietigt het besluit van 17 november 2008.

Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham als voorzitter en J.M.A. van der Kolk-Severijns en R.H.M. Roelofs als leden, in tegenwoordigheid van C. de Blaeij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 november 2009.

(get.) A.B.J. van der Ham.

(get.) C. de Blaeij.

mm