Home

Centrale Raad van Beroep, 13-04-2010, BM2959, 08-5136 WWB

Centrale Raad van Beroep, 13-04-2010, BM2959, 08-5136 WWB

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
13 april 2010
Datum publicatie
29 april 2010
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2010:BM2959
Zaaknummer
08-5136 WWB

Inhoudsindicatie

Afwijzing aanvraag om bijzondere bijstand. Naar het oordeel van de Raad heeft het College in overeenstemming gehandeld in met zijn beleid door aan appellant geen bijzondere bijstand in aanvulling op de vergoeding door Agis te verlenen. Niet is gebleken dat appellant om medische redenen aangewezen is op de door hem aangeschafte glazen, zodat geen sprake is van een bijzondere optie als bedoeld in de werkvoorschriften.

Uitspraak

08/5136 WWB

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 5 augustus 2008, 08/2437 en 08/2446 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: College)

Datum uitspraak: 13 april 2010

I. PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

Het College heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met het onderzoek in de gedingen met de registratienummers 08/5206 WWB, 09/4409 WWB en 09/6132 WWB, plaatsgevonden op 2 maart 2010. Appellant is verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door F.H.W. Fris, werkzaam bij de gemeente Amsterdam. Na de sluiting van het onderzoek ter zitting zijn de gevoegde zaken weer gesplitst. In deze zaak wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

II. OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1. Appellant heeft bij brief van 17 december 2007 bij het College een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van nieuwe brillenglazen ingediend. Volgens de bijgevoegde offerte van zijn opticien vergoedt zijn ziektekostenverzekeraar Agis de kosten van de glazen tot een bedrag van € 116,50 zodat appellant een bedrag van € 305,-- moet bijbetalen.

1.2. Bij besluit van 18 januari 2008 heeft het College de aanvraag afgewezen.

1.3. Bij besluit van 16 juni 2008 heeft het College het bezwaar tegen het besluit van 18 januari 2008 ongegrond verklaard onder verwijzing naar het in zijn werkvoorschriften neergelegde beleid. Het College heeft overwogen dat appellant op grond van zijn aanvullende ziektekostenverzekering bij Agis eens in de drie jaar in aanmerking voor een vergoeding van maximaal € 116,50 voor brillenglazen of voor een gratis bril bij Hans Anders. Het College beschouwt de ziektekostenverzekering daarom als een voor appellant toereikende en passende voorziening. Dat appellante zelf voor een duurdere voorziening kiest moet voor zijn rekening blijven. Het College is niet gebleken dat appellant om bijzondere redenen vaker dan eens per drie jaar een nieuwe bril nodig heeft.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank, voor zover van belang, met toepassing van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht het beroep tegen het besluit van 16 juni 2008 ongegrond verklaard.

3. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1. In artikel 35, eerste lid, van de WWB is bepaald dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.

4.2. Op grond van artikel 15, eerste lid, eerste volzin, van de WWB bestaat geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Voorts heeft gelet op artikel 15, eerste lid, tweede volzin, van de WWB, die wet geen functie indien binnen de voorliggende voorziening een bewuste beslissing is genomen over de noodzaak van bepaalde kostensoorten in het algemeen of in een specifieke situatie. Indien binnen de voorliggende voorziening het gevraagde in het algemeen of in een specifieke situatie niet noodzakelijk is geacht dient daarbij voor de toepassing van de WWB te worden aangesloten.

4.3. Gelet op de vaste rechtspraak van de Raad waren ten tijde in geding de Zorgverzekeringswet en de daarop gebaseerde Regeling zorgverzekering voor de hier aan de orde zijnde kosten aan te merken als aan de WWB voorliggende, toereikende en passende voorzieningen. Op grond van artikel 2.13. van de Regeling zorgverzekering, zoals dit artikel luidde ten tijde hier van belang, bestaat slechts aanspraak op vergoeding van brillenglazen indien voldaan is aan een van de zorginhoudelijke criteria vermeld in bijlage 3, onderdeel 2, van deze regeling. De Raad is van oordeel dat hiermee een bewuste keuze is gemaakt over de noodzaak van het vergoeden van de kosten van brillenglazen, zodat (aanvullende) bijzondere bijstandsverlening niet aan de orde is. Nu niet is gebleken dat appellant voldoet aan een van de bedoelde zorginhoudelijke criteria, staat artikel 15, eerste lid, tweede volzin, van de WWB aan toekenning van bijzondere bijstand in de gevraagde kosten in de weg. Hierbij doet niet ter zake dat appellant wel aanspraak kan maken op een gedeeltelijke vergoeding van de kosten op basis van een aanvullende verzekering.

4.4. Het eerste lid van artikel 16 van de WWB biedt de mogelijkheid om in afwijking van artikel 15, eerste lid, van de WWB, de gevraagde bijstand te verlenen indien, gelet op alle omstandigheden, daartoe zeer dringende redenen noodzaken. Blijkens de Memorie van Toelichting op deze bepaling dient in een dergelijk geval vast te staan dat sprake is van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand volstrekt onvermijdelijk is. In hetgeen appellant hierover heeft aangevoerd ziet de Raad geen aanknopingspunten om te oordelen dat in dit geval sprake is geweest van zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de WWB.

4.5. Het College voert blijkens de werkvoorschriften het volgende beleid. De collectieve aanvullende ziektekostenverzekering voor Amsterdamse minima AV (Plus) Amsterdam voorziet in een vergoeding voor een nieuwe bril eens in de drie jaar. De maximale vergoeding is afhankelijk van de soort glazen en de belanghebbende bepaalt zelf hoe hij het bedrag over montuur en glazen verdeelt. Ook kan worden gekozen voor een complete bril zonder bijbetaling bij een landelijke opticienketen. Verlening van bijzondere bijstand is mogelijk indien een belanghebbende om een bijzondere reden vaker een nieuwe bril nodig heeft dan de regeling in de AV (Plus) Amsterdam toestaat. Bijzondere opties, geïndiceerd door een oogarts komen ook voor een vergoeding in aanmerking, mits tevoren aangevraagd. Verlening van bijzondere bijstand is verder mogelijk indien een belanghebbende een met de AV (Plus) Amsterdam vergelijkbare aanvullende ziektekostenverzekering heeft afgesloten maar de kosten niet of niet volledig worden vergoed.

4.6. Het door het College vastgestelde beleid moet naar het oordeel van de Raad worden gekwalificeerd als buitenwettelijk (begunstigend) beleid. Naar vaste rechtspraak van de Raad betekent dit dat de aanwezigheid en de toepassing van dit beleid als gegeven wordt aanvaard, met dien verstande dat wordt getoetst of het beleid op consistente wijze is toegepast.

4.7. Tussen partijen is niet in geschil dat appellant op grond van zijn aanvullende ziektekostenverzekering bij Agis eens in de drie jaar in aanmerking komt voor een vergoeding van maximaal € 116,50 voor brillenglazen of voor een gratis bril bij Hans Anders.

4.8. Naar het oordeel van de Raad heeft het College in overeenstemming gehandeld in met zijn beleid door aan appellant geen bijzondere bijstand in aanvulling op de vergoeding door Agis te verlenen. Niet is gebleken dat appellant om medische redenen aangewezen is op de door hem aangeschafte glazen, zodat geen sprake is van een bijzondere optie als bedoeld in de werkvoorschriften.

4.8. Het voorgaande brengt de Raad dan ook tot de conclusie dat het College de aanvraag van appellant terecht heeft afgewezen.

4.9. Ook in hetgeen appellant overigens in hoger beroep nog naar voren heeft gebracht, heeft de Raad geen aanleiding gezien de aangevallen uitspraak voor onjuist te houden. Die uitspraak dient dan ook te worden bevestigd.

5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 april 2010.

(get.) N.J. van Vulpen-Grootjans.

(get.) M.C.T.M. Sonderegger.

TM