Home

Centrale Raad van Beroep, 27-04-2010, BM3482, 08-5870 WWB

Centrale Raad van Beroep, 27-04-2010, BM3482, 08-5870 WWB

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
27 april 2010
Datum publicatie
6 mei 2010
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2010:BM3482
Zaaknummer
08-5870 WWB

Inhoudsindicatie

Afwijzing aanvraag om woonkostentoeslag. Naar het oordeel van de Raad is de huurtoeslag aan te merken als een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor appellante toereikend en passend te zijn. De Raad ziet in hetgeen door appellante ten aanzien van de gestelde schulden en haar psychische en sociale situatie is aangevoerd geen zeer dringende redenen.

Uitspraak

08/5870 WWB

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 19 augustus 2008, 08/115 en 08/836 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellante

en

het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijchen (hierna: College)

Datum uitspraak: 27 april 2010

I. PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. S.T. Dieters, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.

Het College heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 maart 2010. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. B. van Dijk, kantoorgenoot van mr. Dieters. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door J.M.M. Geurts, werkzaam bij de gemeente Wijchen.

II. OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1. Op 30 mei 2007 heeft appellante een aanvraag gedaan om bijzondere bijstand, waaronder een woonkostentoeslag.

1.2. Bij besluit van 21 juni 2007, voor zover van belang, heeft het College deze aanvraag afgewezen.

1.3. Bij besluit van 27 november 2007, voor zover van belang, en nadien gewijzigd bij besluit van 29 januari 2008, heeft het College in bezwaar gehandhaafd zijn besluit van 21 juni 2007 tot afwijzing van de aangevraagde woonkostentoeslag. Daaraan heeft het College de overweging ten grondslag gelegd dat de huurtoeslag, overeenkomstig de Wet op de huurtoeslag met betrekking tot de voorziening in de woonkosten moet worden beschouwd als een aan de WWB voorliggende, passende en toereikend te achten voorziening. Voorts is niet gebleken van dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB).

2. Bij de aangevallen uitspraak, voor zover van belang, heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 27 november 2007, zoals nadien gewijzigd, ongegrond verklaard.

3. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1. Ingevolge artikel 15, eerste lid, eerste volzin, van de WWB bestaat geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn.

4.2. Naar het oordeel van de Raad is de huurtoeslag aan te merken als een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor appellante toereikend en passend te zijn. Aangezien appellante vanaf mei 2007 huurtoeslag ontving, stond artikel 15, eerste lid, van de WWB dan ook in beginsel aan het verlenen van bijstand in de weg. Dat appellante schulden heeft, hetgeen de Raad in het midden laat omdat de gestelde schulden niet met objectieve gegevens aannemelijk zijn gemaakt, maakt dit niet anders. Het bestaan van schulden laat immers onverlet dat appellante over de betreffende periode over de huurtoeslag kon beschikken.

4.3. Artikel 16, eerste lid, van de WWB biedt de mogelijkheid om, in afwijking van artikel 15, eerste lid, eerste volzin, van de WWB, niettemin bijstand te verlenen indien, gelet op alle omstandigheden, zeer dringende redenen daartoe noodzaken. Blijkens de memorie van toelichting dient in een dergelijk geval vast te staan dat sprake is van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen zodat het verlenen van bijstand volstrekt onvermijdelijk is.

4.4. De Raad ziet in hetgeen door appellante ten aanzien van de gestelde schulden en haar psychische en sociale situatie is aangevoerd geen zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de WWB.

4.5. Uit het vorenstaande volgt dat de aanvraag om woonkostentoeslag terecht is afgewezen. De aangevallen uitspraak komt dan ook, voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking.

5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.

Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans als voorzitter en A.B.J. van der Ham en N.M. van Waterschoot als leden, in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 april 2010.

(get.) N.J. van Vulpen-Grootjans.

(get.) J.M. Tason Avila.

SG