Home

Centrale Raad van Beroep, 06-05-2010, BM5975, 09-2215 WW

Centrale Raad van Beroep, 06-05-2010, BM5975, 09-2215 WW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
6 mei 2010
Datum publicatie
27 mei 2010
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2010:BM5975
Zaaknummer
09-2215 WW

Inhoudsindicatie

Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar. Bezwaartermijn is aangevangen op zaterdag 20 december 2008 en dat de einddatum van de bezwaartermijn derhalve vrijdag 30 januari 2008 was. De rechtbank heeft daarbij terecht overwogen, dat aangezien de einddatum geen zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is, ook geen termijnverlenging als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Atw van toepassing is. Niet is gebleken van een feit of omstandigheid op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant in verzuim is geweest.

Uitspraak

09/2215 WW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank ’s-Gravenhage van 2 april 2009, 09/1599 en 09/888 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uvw).

Datum uitspraak: 6 mei 2010.

I. PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. S. Karkache, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 maart 2010. Appellant en zijn gemachtigde zijn, zoals tevoren bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.J.F. Bär.

II. OVERWEGINGEN

1.1. Bij besluit van 19 december 2008 heeft het Uwv de aanvraag van appellant om een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet afgewezen.

1.2. Bij faxbericht van 2 februari 2009 heeft appellant bezwaar gemaakt tegen het besluit van 19 december 2008. Dit bezwaar is door het Uwv bij het bestreden besluit van 3 maart 2009 niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn.

2. De voorzieningenrechter van de rechtbank ’s-Gravenhage (hierna: rechtbank) heeft bij de aangevallen uitspraak, voor zover hier van belang, het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

3. In hoger beroep heeft appellant het oordeel van de rechtbank bestreden. Hij heeft gesteld dat onvoldoende vaststaat dat het bestreden besluit daadwerkelijk op vrijdag 19 december 2008 door het Uwv is verzonden, zeker nu hij dat stuk pas een aantal dagen later heeft ontvangen. Derhalve had uitgegaan moeten worden van een latere datum van verzending, hetgeen - mede gelet op het bepaalde in de Algemene termijnenwet - meebrengt dat appellant met zijn faxbericht van 2 februari 2009 tijdig bezwaar heeft gemaakt.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1. Allereerst stelt de Raad vast, dat het besluit van 19 december 2008 niet aangetekend aan appellant is verzonden en dat appellant dat besluit heeft ontvangen. Eveneens staat vast dat het bezwaarschrift van appellant, gedagtekend 2 februari 2009, op maandag 2 februari 2009 per fax aan het Uwv is verzonden en door het Uwv is ontvangen.

4.2. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift of een beroepschrift zes weken. Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. In artikel 3:41, eerste lid, van de Awb is bepaald dat de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen.

Op grond van artikel 1, eerste lid, van de Algemene termijnenwet (Atw) wordt een in een wet gestelde termijn die op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag eindigt, verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.

4.3. Zoals de Raad heeft overwogen in zijn uitspraak van 21 februari 2007, LJN AZ9964 is aan de wettelijke voorwaarden voor het aanvangen van de bezwaartermijn voldaan indien niet in geschil is dat het besluit aan het adres van betrokkene is verzonden, betrokkene niet heeft betwist dat hij dat besluit heeft ontvangen en er voorts geen aanleiding is te betwijfelen dat het besluit daadwerkelijk op de aangegeven verzenddatum is verzonden.

4.4. In het voorliggende geval is niet in geschil dat het besluit van 19 december 2008 aan appellant is toegezonden en dat hij het besluit heeft ontvangen. De Raad ziet voorts geen aanleiding te betwijfelen dat het besluit daadwerkelijk op 19 december 2008 is verzonden. Daarbij hecht de Raad, evenals de rechtbank, met name betekenis aan hetgeen het Uwv heeft aangevoerd over zijn wijze van datering en verzending van besluiten. Kort gezegd komt het erop neer dat de tekstverwerker een besluit automatisch van een datum voorziet, waarbij, zoals ter zitting van de Raad nog aanvullend is opgemerkt, de datum in beginsel vanaf 15 uur verspringt naar de volgende werkdag. De behandelend medewerker kan dan nog tussen 15 en 16 uur de datering handmatig een dag terugzetten, indien hij het besluit nog die dag gereed kan maken voor verzending.

De Raad acht in dit geval voldoende aannemelijk dat de behandelend medewerker op 19 december 2008 eerst, zoals blijkt uit een desbetreffende telefoonnotitie, met de werkgever van appellant heeft gebeld en vervolgens, aangezien de medewerker de mededelingen van de werkgever zonder meer toereikend vond voor een afwijzend besluit, dat besluit direct na dat telefoongesprek heeft opgemaakt en getekend, en dat dit alles zijn beslag heeft gekregen vóór 15 of 16 uur, zodat het besluit in ieder geval met één van de twee postrondes op 19 december 2008 is meegegaan en op die dag is aangeboden op het postkantoor voor verzending.

4.5. Met de rechtbank concludeert de Raad, dat de bezwaartermijn op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb is aangevangen op zaterdag 20 december 2008 en dat de einddatum van de bezwaartermijn derhalve vrijdag 30 januari 2008 was. De rechtbank heeft daarbij terecht overwogen, dat aangezien de einddatum geen zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is, ook geen termijnverlenging als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Atw van toepassing is. Aangezien voorts niet is gebleken van een feit of omstandigheid als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb, op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant in verzuim is geweest, heeft het Uwv het bezwaar van appellant terecht niet-ontvankelijk verklaard.

4.6. De aangevallen uitspraak moet voor zover aangevochten worden bevestigd.

5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.

Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en K.J. Kraan en B.M. van Dun als leden, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2010.

(get.) G.A.J. van den Hurk.

(get.) P.W.J. Hospel.

BvW