Home

Centrale Raad van Beroep, 03-12-2010, BO6452, 09/4657 WSF-W

Centrale Raad van Beroep, 03-12-2010, BO6452, 09/4657 WSF-W

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
3 december 2010
Datum publicatie
7 december 2010
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2010:BO6452
Zaaknummer
09/4657 WSF-W
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023] art. 8:15, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023] art. 8:16

Inhoudsindicatie

Afwijzing verzoek om wraking. De enkele omstandigheid dat de Raad geen gehoor heeft gegeven aan het verzoek om schorsing of aanhouding vormt geen zwaarwegende aanwijzing voor het oordeel dat de rechter met betrekking tot de beoordeling van het hoger beroep jegens verzoeker vooringenomen is dan wel dat verzoekers vrees voor vooringenomenheid objectief is gerechtvaardigd. Dit geldt evenzeer voor de omstandigheden dat de rechter ter zitting van 24 september 2010 de in de brief van 16 maart 2010 gebruikte term “vooralsnog” heeft benadrukt en toegelicht en dat bij die zitting, naar aanleiding van telefonisch door DUO verstrekte informatie over verzoeker, twee beveiligingsbeambten in de zittingszaal aanwezig waren.

Uitspraak

09/4657 WSF-W

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

B E S L I S S I N G

op het verzoek op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht, gedaan door:

[Verzoeker], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoeker).

Datum beslissing: 3 december 2010

I. PROCESVERLOOP

Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 17 juli 2009, 08/386, gewezen in het geding tussen verzoeker en de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep.

Het hoger beroep is behandeld ter zitting van de meervoudige kamer van de Raad op 24 september 2010.

Bij faxbericht van 25 oktober 2010 heeft verzoeker verzocht om wraking van de voorzitter van de meervoudige kamer, mr. G.J.H. Doornewaard (hierna ook: de rechter).

Voorts heeft verzoeker bij faxbericht van 11 november 2010 een verklaring van zijn huisarts ingezonden.

Verzoeker en de rechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van de Raad op 29 november 2010. Van deze gelegenheid heeft de rechter geen gebruik gemaakt. Verzoeker is ter zitting verschenen. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, rechtsopvolger van de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep, heeft zich doen vertegenwoordigen door drs. P. Slagter.

II. OVERWEGINGEN

1.1. Op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Voorts is in artikel 8:16, eerste lid, van de Awb bepaald dat het verzoek wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Deze bepalingen zijn op grond van artikel 21, eerste lid, van de Beroepswet in hoger beroep van overeenkomstige toepassing.

1.2. Uit de memorie van toelichting bij artikel 8:15 van de Awb (PG Awb II, p. 410) blijkt dat de ratio van het instituut wraking is gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid en tegen de schijn van rechterlijke partijdigheid.

1.3. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van de onpartijdigheid van de rechter dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing vormt voor het oordeel dat een rechter ten aanzien van een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (zie onder meer het arrest van de Hoge Raad van 24 oktober 1995, LJN ZD0257).

2. Verzoeker heeft aan zijn verzoek om wraking, zoals nader toegelicht ter zitting op 29 november 2010, een aantal feiten en omstandigheden ten grondslag gelegd welke volgens hem duidelijk blijk geven van vooringenomenheid van de rechter. Daarbij heeft hij gewezen op de navolgende feiten en omstandigheden:

-dat de rechter zich een voorvechter heeft getoond van de door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) voorgestane status quo door bij brief van 16 maart 2010 vooralsnog te weigeren mr. R. Scherpenzeel ter zitting op te roepen als getuige;

-dat de gehele opstelling van de rechter tijdens de zitting haaks staat op iedere vorm van voorbehoud ten aanzien van het horen van voornoemde getuige;

-dat de rechter ter zitting niet heeft gereageerd op zijn verzoek om schorsing of aanhouding van de zitting;

-dat de rechter heeft getoond gevoelig te zijn voor roddel en achterklap door bij de behandeling ter zitting twee “dienders” aanwezig te laten zijn.

3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

3.1. De Raad stelt voorop dat het eerste door verzoeker genoemde feit, waaruit een vooringenomenheid van de rechter zou blijken, verzoeker al bekend was vanaf medio maart 2010. Nu eerst bij faxbericht van 25 oktober 2010 is verzocht om wraking moet vastgesteld worden dat het verzoek voor zover betrekking hebbend op dit feit niet is gedaan zodra dat feit bekend kon zijn, zodat niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 8:16, eerste lid, van de Awb.

3.2. Ten aanzien van de overige door verzoeker genoemde feiten en omstandigheden stelt de Raad vast dat die alle betrekking hebben op de gang van zaken tijdens de zitting van 24 september 2010. Gelet op de door verzoeker overgelegde verklaring van zijn huisarts zal de Raad in het midden laten of het verzoek, voor zover betrekking hebbend op deze feiten en omstandigheden, is gedaan zodra die verzoeker bekend konden zijn.

3.3. De Raad stelt vast dat de drie genoemde feiten en omstandigheden betrekking hebben op procedurele beslissingen dan wel beslissingen ten aanzien van het verloop van de zitting. Ingevolge vaste rechtspraak is wraking niet bedoeld als rechtsmiddel tegen procedurele beslissingen en kunnen deze beslissingen slechts leiden tot toewijzing van een wrakingsverzoek als uit de procedurele beslissingen blijkt van een vooringenomenheid van de rechter die deze beslissingen heeft genomen.

3.2. De enkele omstandigheid dat de Raad geen gehoor heeft gegeven aan het verzoek om schorsing of aanhouding vormt geen zwaarwegende aanwijzing voor het oordeel dat de rechter met betrekking tot de beoordeling van het hoger beroep jegens verzoeker vooringenomen is dan wel dat verzoekers vrees voor vooringenomenheid objectief is gerechtvaardigd.

3.3. Dit geldt evenzeer voor de omstandigheden dat de rechter ter zitting van 24 september 2010 de in de brief van 16 maart 2010 gebruikte term “vooralsnog” heeft benadrukt en toegelicht en dat bij die zitting, naar aanleiding van telefonisch door DUO verstrekte informatie over verzoeker, twee beveiligingsbeambten in de zittingszaal aanwezig waren.

3.4. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het verzoek om wraking moet worden afgewezen.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Wijst het verzoek om wraking af.

Aldus gegeven door T.L. de Vries als voorzitter en Ch. van Voorst en M.M. van der Kade als leden, in tegenwoordigheid van R.L. Venneman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 december 2010.

(get.) T.L. de Vries.

(get.) R.L. Venneman.

TM