Centrale Raad van Beroep, 24-12-2010, BO9240, 09/3338 WAJONG
Centrale Raad van Beroep, 24-12-2010, BO9240, 09/3338 WAJONG
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 24 december 2010
- Datum publicatie
- 29 december 2010
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2010:BO9240
- Zaaknummer
- 09/3338 WAJONG
Inhoudsindicatie
Afwijzing aanvraag uitkering ingevolge de Wajong. Op grond van de beschikbare medische informatie heeft het Uwv zich terecht op het standpunt kunnen stellen dat er in 1978 geen sprake was van arbeidsongeschiktheid. Appellante heeft haar stelling, dat zij op haar 17e verjaardag ernstige beperkingen voor arbeid ondervond, niet met medische stukken onderbouwd. De omstandigheid dat door tijdsverloop de medische situatie niet meer verantwoord is vast te stellen voor risico blijft van degene die (alsnog) de aanvraag doet.
Uitspraak
09/3338 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante] wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 7 mei 2009, 08/163 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 24 december 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.J.P.M. van de Westerlo, advocaat te Helmond, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 november 2010. Appellante is met kennisgeving niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door A. Ooms.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de bepalingen van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), zoals die luidden tot 1 januari 2010.
1.2. Appellante, geboren[ in] 1961, heeft op 5 juni 2007 bij het Uwv een aanvraag ingediend om haar in aanmerking te brengen voor een uitkering ingevolge de Wajong.
1.3. Na verzekeringsgeneeskundig onderzoek heeft het Uwv bij besluit van 25 oktober 2007 de aanvraag van appellante afgewezen op de grond dat zij op de dag dat zij 17 jaar oud werd, [ in] 1978, geen jonggehandicapte was in de zin van de Wajong.
1.4. Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar is ongegrond verklaard bij besluit van
3 januari 2008 (hierna: bestreden besluit).
2. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van appellante gegrond verklaard omdat het Uwv op grond van bepalingen in de Wajong een uitkering heeft geweigerd, terwijl [ in] 1978 de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) van toepassing was. De Wajong is met ingang van 1 januari 1998 in werking getreden. De rechtbank heeft het bestreden besluit om deze reden vernietigd, maar heeft de rechtsgevolgen van dit besluit in stand gelaten. Op grond van de beschikbare medische informatie heeft het Uwv zich volgens de rechtbank terecht op het standpunt kunnen stellen dat er [ in] 1978 geen sprake was van arbeidsongeschiktheid. Appellante heeft haar stelling, dat zij op haar 17e verjaardag ernstige beperkingen voor arbeid ondervond, niet met medische stukken onderbouwd. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Raad van 3 juni 2008, LJN BD4453, waarin deze heeft geoordeeld dat de omstandigheid dat door tijdsverloop de medische situatie niet meer verantwoord is vast te stellen voor risico blijft van degene die (alsnog) de aanvraag doet. De rechtbank heeft dan ook geen aanleiding gezien om een deskundige te benoemen.
3. Appellante kan zich niet verenigen met de aangevallen uitspraak. Zij stelt zich op het standpunt dat de rechtbank heeft miskend dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid. De door haar huisarts aangegeven problematiek heeft er toe geleid dat zij reeds voor haar 17e levensjaar volledig arbeidsongeschikt was. Niet de verzekeringsarts maar een psychiater is de aangewezen deskundige om onderzoek te doen naar haar psychische gezondheidstoestand. De rechtbank heeft ten onrechte geen deskundige benoemd. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst appellante naar de brief van
10 december 2008 van klinisch psycholoog J.A. Spaans.
4.1. De Raad oordeelt als volgt.
4.2. Appellante heeft een Wajong-uitkering aangevraagd toen zij 46 jaar was. In geding is de vraag of appellante op haar 17e levensjaar arbeidsongeschikt was.
4.3. De Raad stelt vast dat in hoger beroep in essentie dezelfde gronden zijn aangevoerd als in beroep bij de rechtbank. Ten aanzien van deze beroepsgronden is de Raad van oordeel dat de rechtbank deze afdoende heeft besproken en genoegzaam heeft gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad onderschrijft dit oordeel van de rechtbank en de overwegingen die daaraan ten grondslag hebben gelegen en verwijst daarnaar. Daaraan voegt de Raad nog het volgende toe.
4.4. Ten aanzien van de ook reeds bij de rechtbank overgelegde brief van Spaans van 10 december 2008, verwijst de Raad naar de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts G.J.A. van Kasteren-van Delden van 13 januari 2009 en 22 juli 2009. In deze rapportages wordt gemotiveerd aangegeven dat nu bij appellante op latere leeftijd een posttraumatisch stresssyndroom (PTSS) en mogelijk een persoonlijkheidsstoornis worden geobjectiveerd dit niet betekent dat deze stoornissen ook aanwezig waren op haar 17e levensjaar. Appellante heeft ook in hoger beroep haar stelling, dat zij op haar 17e verjaardag ernstige beperkingen voor arbeid ondervond, niet met medische stukken gestaafd. Omdat de aanvraag 29 jaar na het 17e levensjaar is ingediend, komt het nadeel dat de medische situatie op het 17e levensjaar niet meer met zekerheid is vast te stellen voor rekening en risico van appellante. Er is dan ook geen aanleiding voor het benoemen van een deskundige.
5. Uit hetgeen is overwogen in 4.2 tot en met 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en I.M.J. Hilhorst-Hagen en H.G. Lubberdink als leden, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 december 2010.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) A.L. de Gier.
NW