Home

Centrale Raad van Beroep, 05-01-2011, BP1397, 09-6373 WIA

Centrale Raad van Beroep, 05-01-2011, BP1397, 09-6373 WIA

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
5 januari 2011
Datum publicatie
20 januari 2011
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2011:BP1397
Zaaknummer
09-6373 WIA

Inhoudsindicatie

Melding toegenomen arbeidsongeschiktheid. Ten onrechte geen arbeidskundig onderzoek. Het bestreden besluit is in strijd met artikel 6, eerste lid, van de Wet WIA. Ook in het geval dat na toekenning van een WGA-uitkering melding wordt gedaan van verslechterde gezondheid, dient ter vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid behalve een verzekeringsgeneeskundig onderzoek ook een arbeidskundig onderzoek plaats te vinden.

Uitspraak

09/6373 WIA

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant)

tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 16 oktober 2009, 09/619 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).

Datum uitspraak: 5 januari 2011

I. PROCESVERLOOP

Namens appellant is hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting, gevoegd met het geding 09/1911 WIA, heeft plaatsgevonden op 24 november 2010. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. P.A.J. van Putten, advocaat te Almere. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.F. de Roy van Zuydewijn. Na het sluiten van de behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst. In beide gedingen wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.

II. OVERWEGINGEN

1.1. Bij besluit van 5 juli 2007 heeft het Uwv appellant meegedeeld dat hij met ingang van 22 juni 2007 recht heeft op loongerelateerde WGA-uitkering. Het verlies aan loonwaarde is daarbij berekend op 47%, hetgeen leidt tot een indeling in de arbeidsongeschiktheidsklasse 35 tot 80%.

1.2. Bij brief van 3 juni 2008 heeft appellant een melding gedaan van verslechterde gezondheid. Appellant meent volledig arbeidsongeschikt te zijn. Naar aanleiding van deze melding heeft medisch onderzoek plaatsgevonden met de conclusie dat de beperkingen van appellant onveranderd zijn ten opzichte van de beoordeling die ten grondslag ligt aan het in 1.1 vermelde besluit van 5 juli 2007. Bij besluit van 13 oktober 2008 heeft het Uwv appellant meegedeeld dat zijn arbeidsgeschiktheid niet is veranderd. Naar aanleiding van het door appellant gemaakte bezwaar heeft bezwaarverzekeringsarts J.C.H. Schnitger-Horsthuis onderzoek verricht en geconcludeerd dat er geen aanleiding is het primaire medisch oordeel te herzien. Bij besluit van

12 maart 2009 (hierna: bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 13 oktober 2008 ongegrond verklaard.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de medische grondslag van het bestreden besluit onderschreven en het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien de verzekeringsgeneeskundige conclusies die aan het bestreden besluit ten grondslag liggen voor onjuist te houden. Die conclusies zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd en gebaseerd op medisch onderzoek van het Uwv en op de in het dossier beschikbare informatie. De rechtbank is van oordeel dat aan het door appellant overgelegde rapport van 7 mei 2008 van de arts D.A.R.B. Nannan Panday, uitgebracht op verzoek van de gemeente Dronten in het kader van de bijstandswetgeving, niet die betekenis kan worden gehecht die appellant daaraan gehecht wil zien.

3. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt gehandhaafd dat hij volledig arbeidsongeschikt is.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1. De Raad heeft in het hoger beroep van appellant geen aanleiding gezien om tot een ander oordeel te komen over de medische grondslag van het bestreden besluit dan de rechtbank heeft gegeven. Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat de medische grondslag berust op een zorgvuldig onderzoek. Tevens blijkt naar het oordeel van de Raad uit de in het dossier aanwezige medische gegevens niet dat het Uwv de belastbaarheid van appellant heeft overschat. Naar aanleiding van de in hoger beroep door appellant ingebrachte medische gegevens heeft bezwaarverzekeringsarts Schnitger-Horsthuis geconcludeerd dat deze medische informatie geen aanleiding geeft het eerder ingenomen standpunt te wijzigen, nu deze informatie geen nieuwe medische feiten met betrekking tot de datum in geding bevat. De Raad onderschrijft deze conclusie van Schnitger-Horsthuis.

4.2. Daarmee is evenwel nog niet gezegd dat de arbeids(on)geschiktheid van appellant in de hier relevante periode niet is gewijzigd.

4.2.1. Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de Wet WIA wordt de beoordeling of iemand volledig en duurzaam arbeidsongeschikt of gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek.

4.2.2. Aan hoofdstuk 9.4 ‘Toe- en afname van de mate van arbeidsongeschiktheid’ van het algemene gedeelte van de memorie van toelichting van de Wet WIA (Kamerstukken II 2004-2005, 30 034, nr. 3, p. 71 e.v.) wordt het volgende ontleend:

“Ingeval bij de herbeoordeling blijkt dat de mate van arbeidsongeschiktheid van degene met een WGA-uitkering is toegenomen, maar dat hij niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, dan heeft dat de volgende gevolgen:

ls de gedeeltelijk arbeidsgeschikte een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangt, heeft een toename van de mate van arbeidsongeschiktheid geen gevolgen voor zijn uitkering. De hoogte van de loongerelateerde WGA-uitkering is immers onafhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid. Wel impliceert de toename van de mate van arbeidsongeschiktheid dat de voorwaarde om daarna in aanmerking te komen voor de loonaanvulling, te weten het benutten van 50% van de resterende verdiencapaciteit, voor de betrokkene lager uitvalt dan bij het ontstaan van het recht op de loongerelateerde WGA-uitkering.”

4.2.3. De Raad is van oordeel dat ook in de gevallen dat een verzekerde, zoals appellant, die recht heeft op een WGA-uitkering, een melding doet van verslechterde gezondheid, de beoordeling door het Uwv van de mate van zijn arbeids(on)geschiktheid een volledige medische en arbeidskundige toets dient in te houden. De resterende verdiencapaciteit van een verzekerde is immers ook in deze gevallen de resultante van het medisch oordeel van de verzekeringsarts over de mogelijkheden en beperkingen van een verzekerde alsmede het arbeidskundig oordeel over de voor hem gezien zijn medische beperkingen nog passend te achten arbeidsmogelijkheden.

4.3. In verband hiermee moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 6, eerste lid, van de Wet WIA. Het Uwv zal derhalve, uitgaande van de juistheid van de door het Uwv vastgestelde medische beperkingen van appellant, dienen te onderzoeken welke arbeidsmogelijkheden ten tijde in geding voor hem nog aanwijsbaar zijn en welke resterende verdiencapaciteit daaraan kan worden ontleend.

4.4. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden vernietigd, het beroep zal gegrond worden verklaard en het bestreden besluit zal worden vernietigd. Tevens zal het Uwv worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellant met inachtneming van deze uitspraak. Het Uwv zal bij het nieuw te nemen besluit op bezwaar tevens aandacht dienen te schenken aan het verzoek van appellant tot vergoeding van de kosten die hij in verband met het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken.

5. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant in beroep en hoger beroep. De kosten worden begroot op € 644,-- voor verleende rechtsbijstand in beroep en op € 874,-- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal € 1.518,--.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep,

Recht doende:

Vernietigt de aangevallen uitspraak;

Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt dat besluit;

Bepaalt dat het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;

Veroordeelt het Uwv tot betaling van de proceskosten van appellant tot een bedrag van

€ 1.518,--, te betalen aan de griffier van de Raad;

Bepaalt dat het Uwv aan appellant het betaalde griffierecht van € 149,-- vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en T. Hoogenboom en M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van M. Mostert als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 januari 2011.

(get.) D.J. van der Vos.

(get.) M. Mostert.

JL