Home

Centrale Raad van Beroep, 18-01-2011, BP2152, 10-173 WWB

Centrale Raad van Beroep, 18-01-2011, BP2152, 10-173 WWB

Inhoudsindicatie

Niet-ontvankelijkverklaring hoger beroep. Termijnoverschrijding.

Uitspraak

10/173 WWB

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellant], wonende [woonplaats] (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 november 2009, 08/3587 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, (hierna: College)

Datum uitspraak: 18 januari 2011

I. PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. G.M. Haring, advocaat te Amsterdam, bij brief van 11 januari 2010, bij de Raad binnengekomen op 12 januari 2010, hoger beroep ingesteld.

Het College heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank Amsterdam heeft bij brieven van 23 maart 2010, met bijlagen, en 21 mei 2010 vragen van de Raad beantwoord.

Mr. Haring heeft bij brief van 26 maart 2010 vragen van de Raad beantwoord.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 december 2010. Voor appellant is mr. Haring verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. A.C. van Helvoort, werkzaam bij de gemeente Amsterdam.

II. OVERWEGINGEN

1. Bij besluit van 2 april 2008 heeft het College onder meer de aan appellant verleende bijstand over de perioden van 1 juli 1997 tot en met 31 mei 2005 en van 6 februari 2006 tot en met 31 oktober 2006 ingetrokken en de over die perioden gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 93.217,91 van appellant teruggevorderd. Bij besluit van

1 augustus 2008 heeft het College de bezwaren van appellant tegen het besluit van 2 april 2008 ongegrond verklaard.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 1 augustus 2008 ongegrond verklaard.

3. In hoger beroep heeft appellant de juistheid van deze uitspraak gemotiveerd bestreden.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.1. Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 6:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vangt de termijn voor het indienen van een hoger beroepschrift aan met ingang van de dag na die waarop de uitspraak van de rechtbank op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.

4.1.2. Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.

4.1.3. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

4.2. De rechtbank heeft de beroepszaak van appellant ter zitting van 25 augustus 2009 behandeld. Vervolgens heeft de rechtbank de termijn voor het doen van een uitspraak verlengd. Daarvan is mr. Haring (hierna: gemachtigde) bij faxbericht van 1 oktober 2009 in kennis gesteld. Het kantoor van de gemachtigde is op 15 oktober 2009 verhuisd van de Michelangelostraat 109 te Amsterdam naar de Overtoom 441 aldaar.

4.3. Zoals blijkt uit het op de aangevallen uitspraak geplaatste stempel en de van de rechtbank verkregen inlichtingen en documenten, heeft de rechtbank op 6 november 2009 een afschrift van de aangevallen uitspraak aangetekend verzonden naar het oude adres van het kantoor van de gemachtigde, Michelangelostraat 109 te Amsterdam, samen met een op 6 november 2009 gedateerde aanbiedingsbrief waarin de Raad als hoger beroepsinstantie is vermeld. Dit poststuk is op 3 december 2009 retour ontvangen, waarna de griffie van de rechtbank de brief met genoemde bijlage op 3 december 2009 opnieuw, per gewone post, naar bovengenoemd adres heeft verzonden. Daarnaast is op 9 november 2009 een afschrift van de uitspraak aangetekend naar het oude kantooradres verzonden met een aanbiedingsbrief waarin de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als hoger beroepsinstantie is vermeld. Deze zending is op 4 december 2009 retour ontvangen en dezelfde dag per gewone post naar hetzelfde adres verzonden.

4.4. De Raad stelt vast dat de uitspraak van de rechtbank wel aangetekend, maar niet aan het juiste adres is verzonden. Naar het oordeel van de Raad heeft de bekendmaking van de uitspraak echter wel op de voorgeschreven wijze plaatsgevonden, nu deze is verzonden naar het bij de rechtbank uit het dossier bekende kantooradres. Vaststaat dat het kantoor van de gemachtigde geen adreswijziging aan de rechtbank heeft gestuurd. De stelling van de gemachtigde dat vóór de verhuizing contact met de rechtbank is opgenomen, dat toen is meegedeeld dat de wijziging van het adres door de advocaten zelf dient te worden gedaan in het zogenoemde Beheer Advocaten Registratie systeem (hierna: BAR-systeem) en dat de rechtbank gebruik maakt van dit systeem, is niet met bewijsstukken geschraagd. De stelling is voorts niet in overeenstemming met de mededeling van de rechtbank aan de Raad dat zij het BAR-systeem niet raadpleegt voor adres(wijzigingen). Bovendien sluit de verplichting voor advocaten om adreswijzigingen in het BAR-systeem door te voeren niet uit dat de rechtbank daarnaast verlangt dat een adreswijziging aan de rechtbank zelf wordt gestuurd.

4.5. Uit het voorgaande vloeit voort dat de termijn voor het instellen van hoger beroep op 7 november 2009 is aangevangen en dat het hoger beroepschrift niet tijdig is ingediend.

4.6. Met betrekking tot de vraag of de termijnoverschrijding in dit geval verschoonbaar is overweegt de Raad het volgende. De rechtbank heeft het retour ontvangen afschrift van de uitspraak met dezelfde aanbiedingsbrief op 3 december 2009 per gewone post aan het oude kantooradres van de gemachtigde gezonden. Dat poststuk is, kennelijk via de nazendservice van TNT, op 7 december 2009 op het nieuwe kantooradres bezorgd.

4.7. De aanbiedingsbrief bevat de volgende passage: “Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open. Indien u daarvan gebruik wenst te maken, dient u binnen zes weken na de bekendmaking (toezending) van deze brief een brief (beroepschrift) en een kopie van bijgaande uitspraak te zenden aan de Centrale Raad van Beroep (…).”. Doordat de rechtbank bij de tweede toezending gebruik heeft gemaakt van dezelfde aanbiedingsbrief is daarbij niet uitdrukkelijk vermeld dat het om een tweede toezending gaat. Naar het oordeel van de Raad had de gemachtigde echter uit de onjuiste adressering van de aanbiedingsbrief, het tijdsverloop sinds de uitspraakdatum, het op die brief geplaatste stempel met de tekst “RECHTBANK AMSTERDAM SECTOR BESTUURSRECHT 03 DEC 2009 INGEKOMEN” en het verzendstempel “06 NOV. 2009” op het afschrift van de uitspraak redelijkerwijs kunnen afleiden dat de uitspraak al eerder was verzonden. Voor zover bij de gemachtigde nog twijfel zou hebben bestaan of het bij de door haar ontvangen uitspraak ging om de eerste verzending, had het op haar weg gelegen hierover informatie in te winnen bij de rechtbank.

4.8. Onder deze omstandigheden kan de gemachtigde niet worden gevolgd in haar opvatting dat zij uit de brief van 6 november 2009 met bijlage heeft mogen afleiden dat de hoger beroepstermijn (eerst) was aangevangen op 4 december 2009. Ook voor het overige is de Raad niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant bij de indiening van het hoger beroepschrift in verzuim is geweest.

4.9. Uit het voorgaande vloeit voort dat het hoger beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans als voorzitter en J.M.A. van der Kolk-Severijns en W.F. Claessens als leden, in tegenwoordigheid van N.M. van Gorkum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op

18 januari 2011.

(get.) N.J. van Vulpen-Grootjans.

(get.) N.M. van Gorkum.

NK