Home

Centrale Raad van Beroep, 09-02-2011, BP5028, 09-5966 ZVW

Centrale Raad van Beroep, 09-02-2011, BP5028, 09-5966 ZVW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
9 februari 2011
Datum publicatie
18 februari 2011
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2011:BP5028
Zaaknummer
09-5966 ZVW

Inhoudsindicatie

Met de door de wetgever gewilde afbakening van de omvang van het geding verdraagt zich niet dat de bestuursrechter, in het kader van de toetsing van het in beroep bestreden besluit, de beroepsgronden uitbreidt. Betrokkene voldoet niet aan de voorwaarde dat in beide refertejaren, dus zowel in 2006 als in 2007, sprake moet zijn geweest van de aflevering van meer dan 180 DDD’s van een werkzame stof. Vernietiging uitspraak. Beroep ongegrond.

Uitspraak

09/5966 ZVW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

Centraal Administratiekantoor B.V., (hierna: CAK)

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 oktober 2009, 09/1527 (hierna: aangevallen uitspraak)

in het geding tussen:

[Betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene)

en

CAK

Datum uitspraak: 9 februari 2011

I. PROCESVERLOOP

CAK heeft hoger beroep ingesteld.

Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 17 november 2010. Partijen zijn - met voorafgaand bericht - niet verschenen.

II. OVERWEGINGEN

1.1.De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.

1.2. Betrokkene heeft 3 maart 2009 bij CAK een aanvraag ingediend om compensatie van het eigen risico voor het jaar 2008, als bedoeld in artikel 118a van de Zorgverzekeringswet (Zvw).

1.3. CAK heeft bij besluit van 1 april 2009 de aanvraag van betrokkene afgewezen en daartoe overwogen dat betrokkene niet voldoet aan de ingevolge de Zvw geldende voorwaarden om de compensatie eigen risico te ontvangen.

1.4. Betrokkene heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt waarbij zij heeft aangegeven dat zij vanwege een TIA en vanwege botontkalking al jarenlang verschillende - met name genoemde - medicijnen gebruikt.

1.5. Bij besluit van 8 mei 2009 heeft CAK het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 1 april 2009 ongegrond verklaard.

2.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - met een bepaling omtrent het griffierecht - het beroep van betrokkene tegen het besluit van 8 mei 2009 gegrond verklaard, het primaire besluit van 1 april 2009 herroepen en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 8 mei 2009, hetgeen inhoudt dat betrokkene in aanmerking komt voor de compensatie van het verplichte eigen risico in 2008, zijnde € 47,--. Daarbij heeft de rechtbank geoordeeld dat de vraag of sprake is van meerjarige, onvermijdbare zorgkosten onbeantwoord kan blijven omdat het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt. Volgens de rechtbank zijn door middel van de folder van CAK uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en ongeclausuleerde inlichtingen verstrekt, die bij betrokkene gerechtvaardigde verwachtingen hebben gewekt.

2.2. CAK heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd en heeft aangevoerd dat de rechtbank het beroep van betrokkene op het vertrouwensbeginsel ten onrechte heeft gehonoreerd.

3.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

.2. De Raad stelt vast dat de rechtbank zonder dat daarop door betrokkene een beroep is gedaan, het besluit van 8 mei 2009 heeft vernietigd wegens strijd met het vertrouwensbeginsel. Daarmee heeft de rechtbank gehandeld in strijd met artikel 8:69, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Op grond van deze bepaling dient de bestuursrechter immers bij zijn beoordeling, behoudens de - in dit geval niet aan de orde zijnde - verplichte ambtshalve toetsing van het in beroep bestreden besluit aan die geschreven en ongeschreven rechtsregels en algemene rechtsbeginselen die geacht moeten worden van openbare orde te zijn, de door de indiener van het beroepschrift aangevoerde beroepsgronden tot uitgangspunt te nemen. Met deze door de wetgever gewilde afbakening van de omvang van het geding verdraagt zich niet dat de bestuursrechter, in het kader van de toetsing van het in beroep bestreden besluit, de beroepsgronden uitbreidt. De Raad ziet in het voorgaande reeds aanleiding de aangevallen uitspraak te vernietigen.

3.4. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad thans het beroep van betrokkene beoordelen. De Raad verwijst voor het van toepassing zijnde wettelijke kader en de uitleg die daaraan moet worden gegeven naar zijn uitspraak van 19 oktober 2010, LJN BN9985.

3.5. In beroep heeft Vektis - na toestemming van betrokkene - aan CAK de afleverhistorie van medicijnen in 2006 en 2007 verstrekt. Onder verwijzing naar deze lijst heeft CAK aangegeven dat betrokkene in 2006 niet voldoet aan de voorwaarde van meer dan 180 afgeleverde dagdoseringen (DDD’s). Blijkens de afleverhistorie zijn in dat jaar 120 DDD’s met de werkzame stof levothyroxine sodium aan betrokkene afgeleverd. Nu betrokkene het standpunt van CAK niet onderbouwd heeft weerlegd, ziet de Raad geen aanknopingspunten om anders te oordelen. Dit betekent dat betrokkene niet voldoet aan de voorwaarde dat in beide refertejaren, dus zowel in 2006 als in 2007, sprake moet zijn geweest van de aflevering van meer dan 180 DDD’s van een werkzame stof. Dit leidt de Raad tot de conclusie dat het beroep van betrokkene ongegrond dient te worden verklaard.

4.1. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Vernietigt de aangevallen uitspraak:

Verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van J. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 februari 2011.

(get.) H.J. de Mooij.

(get.) J. de Jong.

RB