Centrale Raad van Beroep, 21-10-2011, BT8968, 10-6296 WSF
Centrale Raad van Beroep, 21-10-2011, BT8968, 10-6296 WSF
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 21 oktober 2011
- Datum publicatie
- 25 oktober 2011
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2011:BT8968
- Zaaknummer
- 10-6296 WSF
- Relevante informatie
- Wet studiefinanciering 2000 [Tekst geldig vanaf 07-04-2023] art. 2.2
Inhoudsindicatie
Herziening en terugvordering studiefinanciering. OV-schuld. Niet voldaan aan het bepaalde in de Beleidsregel controlebeleid migrerend werknemerschap. Niet aangetoond dat appellante in april 2008 minimaal 32 uren heeft gewerkt. Weliswaar heeft de werkgever van betrokkene verklaard dat zij in april 32 uren heeft gewerkt, maar op de salarisstrook over april staat dat zij 27 uren heeft gewerkt.
Uitspraak
10/6296 WSF
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 8 oktober 2010, 09/1194 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene)
en
appellant.
Datum uitspraak: 21 oktober 2011
I. PROCESVERLOOP
In dit geding is een uitspraak aan de orde over een besluit dat is genomen door de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep). Op 1 januari 2010 is de Wet van 15 oktober 2009 tot intrekking van de Wet verzelfstandiging informatiseringsbank en wijziging van diverse wetten in verband met de oprichting van de Dienst Uitvoering Onderwijs in werking getreden. Als gevolg hiervan is de IB-Groep opgehouden te bestaan. Ingevolge artikel XXI, eerste lid, van de wet treedt in dit geding appellant in de plaats van de IB-Groep. In deze uitspraak wordt onder appellant tevens verstaan de IB-Groep.
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 april 2011.
Appellant was vertegenwoordigd door mr. K.F. Hofstee. Betrokkene is niet verschenen. Ter zitting is het onderzoek geschorst teneinde appellant in de gelegenheid te stellen een aantal vragen te beantwoorden.
Bij schrijven van 5 mei 2011 heeft appellant deze vragen beantwoord.
Beide partijen hebben toestemming gegeven om de zaak zonder nadere zitting af te doen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Betrokkene heeft de Poolse nationaliteit. Zij ontving studiefinanciering over het jaar 2008. Bij besluit van 24 april 2009 is de aan haar toegekende studiefinanciering over de maanden januari, februari en april 2008 herzien en teruggevorderd op grond van het bepaalde in artikel 7.1, lid 2, aanhef en onder c, van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). Ten laste van betrokkene is voorts een OV-schuld over deze maanden vastgesteld.
1.2. Het door betrokkene daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van appellant van 4 augustus 2009 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Daarbij heeft appellant zijn Beleidsregel controlebeleid migrerend werknemerschap (Beleidsregel) toegepast.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat betrokkene heeft voldaan aan de in de Beleidsregel neergelegde voorwaarden omdat zij in de maanden maart tot en met december 2008 521,6 uren heeft gewerkt, zodat het gemiddelde over 12 maanden ruim meer is dan 32 uur per maand.
3. Appellant heeft tegen deze uitspraak aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat betrokkene aan het bepaalde in de Beleidsregel heeft voldaan. Appellant heeft voorts aangevoerd dat de rechtbank buiten de omvang van het geding is getreden omdat betrokkene enkel bezwaar had tegen het niet verlenen van studiefinanciering over de maand april 2008.
4.1. Deze laatste grief slaagt. Zowel in het bezwaarschrift als in het beroepschrift heeft betrokkene zich enkel gekeerd tegen het niet verlenen van studiefinanciering over de maand april 2008 en gesteld dat zij in die maand wel degelijk 32 uren heeft gewerkt. Reeds om deze reden dient de aangevallen uitspraak te worden vernietigd.
4.2. De Raad zal de zaak zonder terugwijzing afdoen omdat zij naar zijn oordeel geen nadere behandeling door de rechtbank behoeft. De Raad zal zich daarbij beperken tot de beantwoording van de vraag of betrokkene recht heeft op studiefinanciering over de maand april 2008.
4.3. De Raad begrijpt de Beleidsregel als volgt. Indien de studerende over de controleperiode 32 uren of meer gemiddeld per maand heeft gewerkt heeft hij zonder meer de status van migrerend werknemer. Aangezien het om een gemiddeld aantal uren per maand gaat is niet van belang of de studerende gedurende een aantal maanden minder uren heeft gewerkt zolang sprake is van meer dan marginale en bijkomstige werkzaamheden. Indien een studerende in één maand in het geheel niet heeft gewerkt wegens vakanties en eventuele ziekte wordt deze maand buiten beschouwing gelaten en wordt het aantal uren gemiddeld over 11 maanden. Als de studerende meer dan één maand in het geheel niet heeft gewerkt dan bestaat er over de maanden dat minder dan 32 uren is gewerkt geen recht op studiefinanciering. De Raad gaat er daar bij van uit dat de controleperiode gelijk is aan het studiefinancieringstijdvak.
Naar het oordeel van de Raad wordt in het beleid, zoals hier weergegeven, geen onjuiste uitleg gegeven aan het begrip “werknemer” als bedoeld in artikel 45 VWEU.
4.4. Voor het onderhavige geval betekent dit dat betrokkene niet voldoet aan het bepaalde in de Beleidsregel. De controleperiode betreft het hele jaar 2008 aangezien zij over het hele jaar studiefinanciering heeft aangevraagd. Zij heeft niet aangetoond dat zij in de maanden januari en februari 2008 heeft gewerkt. Evenmin heeft zij aangetoond dat zij in april 2008 minimaal 32 uren heeft gewerkt. Weliswaar heeft de werkgever van betrokkene verklaard dat zij in april 32 uren heeft gewerkt, maar op de salarisstrook over april staat dat zij 27 uren heeft gewerkt. De Raad gaat uit van dit laatste aantal mede gelet op het feit dat betrokkene pas op 13 april 2008 bij deze werkgever in dienst is getreden.
4.5. Betrokkene heeft dus geen recht op studiefinanciering over de maand april 2008, zodat terecht is overgegaan tot herziening en terugvordering en vaststelling van een OV-schuld over die maand. Ook op dit punt slaagt het hoger beroep. Het beroep tegen het bestreden besluit is ongegrond.
5. De Raad acht geen termen aanwezig voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, in tegenwoordigheid van N.S.A. El Hana als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2011.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) N.S.A. El Hana.