Centrale Raad van Beroep, 16-05-2012, BW5862, 10-5321 ZW
Centrale Raad van Beroep, 16-05-2012, BW5862, 10-5321 ZW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 16 mei 2012
- Datum publicatie
- 21 mei 2012
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2012:BW5862
- Zaaknummer
- 10-5321 ZW
Inhoudsindicatie
Geen recht op ziekengeld. Het is onder de gegeven omstandigheden niet onzorgvuldig dat de verzekeringsarts zijn conclusies heeft gebaseerd op een telefonisch spreekuur. Dat het Uwv in bezwaar niet tot een volledige heroverweging van zijn besluit is kunnen komen is veroorzaakt door de opstelling van appellant, derhalve heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de gevolgen daarvan voor rekening en risico van appellant komen. Er zijn geen redenen op grond waarvan de rechtbank het oordeel van de door haar ingeschakelde deskundige niet had moeten volgen.
Uitspraak
10/5321 ZW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 23 augustus 2010, 09/755 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 16 mei 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. S.T. Dieters, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 april 2012. Namens appellant is verschenen mr. Dieters. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D. de Jong.
OVERWEGINGEN
1. Appellant is van 16 december 2002 tot 13 maart 2005 in dienst geweest van [naam werkgever]. Hij heeft zich op 17 maart 2008 wegens depressieve klachten vanuit een uitkeringssituatie ingevolge de Werkloosheidswet ziek gemeld. Naar aanleiding hiervan is aan appellant ziekengeld toegekend.
2. Bij besluit van 9 juni 2009 heeft het Uwv aan appellant meegedeeld dat hem met ingang van 22 juni 2009 geen ziekengeld meer werd uitgekeerd, omdat hij op en na deze datum niet meer ongeschikt werd geacht tot het verrichten van zijn arbeid.
3. Bij besluit van 6 augustus 2009 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 9 juni 2009 ongegrond verklaard.
4. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Zij was van oordeel dat het besluit van 9 juni 2009 genomen kon worden op basis van een telefonisch spreekuur door de verzekeringsarts en dat het voor rekening en risico van appellant komt dat hij niet wilde meewerken aan het medische onderzoek in de bezwaarprocedure. Bij haar oordeel heeft de rechtbank de bevindingen en conclusies van de door haar als deskundige ingeschakelde psychiater gevolgd.
5. Appellant heeft in hoger beroep (samengevat) zijn standpunt herhaald dat de verzekeringsarts geen telefonisch spreekuur had mogen houden en ook niet achteraf daarvan een verslag had mogen opstellen. Dit gebrek kon niet worden hersteld door de bezwaarverzekeringsarts, zodat appellant terecht geen medewerking aan het medisch onderzoek in bezwaar heeft verleend. Voorts ontbreekt een adequate omschrijving van de eigen arbeid van appellant en staat zijn medicijngebruik in de weg aan de vervulling van de functie van heftruckchauffeur.
6. De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en onderschrijft de daaraan in de aangevallen uitspraak ten grondslag gelegde overwegingen. Het is onder de gegeven omstandigheden niet onzorgvuldig dat de verzekeringsarts zijn conclusies heeft gebaseerd op een telefonisch spreekuur, nu appellant daadwerkelijk via de telefoon op 8 juni 2009 met de verzekeringsarts heeft gesproken inzake zijn gezondheidstoestand en er kennelijk ook al eerder dergelijke telefonische contacten tussen appellant en de verzekeringsarts hebben plaatsgevonden. Bovendien kon de verzekeringsarts over de relevante medische informatie van PsyQ beschikken. Dat het Uwv in bezwaar niet tot een volledige heroverweging van zijn besluit is kunnen komen, zoals bedoeld in artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht, is veroorzaakt door de opstelling van appellant, derhalve heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de gevolgen daarvan voor rekening en risico van appellant komen. Er zijn voorts geen redenen op grond waarvan de rechtbank het oordeel van de door haar ingeschakelde deskundige niet had moeten volgen. De deskundige heeft appellant onderzocht en had bij zijn onderzoek de beschikking over alle relevante medische gegevens. Hij heeft een uitgebreid en zorgvuldig onderzoek ingesteld en daarvan op consistente en inzichtelijke wijze verslag gedaan en zijn bevindingen zijn aan partijen ter commentaar voorgelegd. Uit de voorhanden zijnde de stukken blijkt dat appellant laatstelijk voor de onderhavige ziekmelding werkzaam is geweest als heftruckchauffeur/warehousemedewerker in dienst van [naam werkgever]. De rechtbank heeft dit werk terecht als de maatgevende arbeid in de zin van artikel 19 van de Ziektewet aangemerkt. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat het Uwv bij het nemen van het bestreden besluit geen adequaat beeld had van de arbeid van appellant.
7. In hetgeen appellant heeft aangevoerd, ligt geen reden om de aangevallen uitspraak niet in stand te laten. De aangevallen uitspraak moet dan ook worden bevestigd.
8. De Raad acht geen gronden aanwezig voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
Bevestigt de aangevallen uitspraak
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en H. Bolt en J.J.T. van den Corput als leden, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2012.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) I.J. Penning.
IvR