Home

Centrale Raad van Beroep, 12-10-2012, BY0039, 11-7069 WW

Centrale Raad van Beroep, 12-10-2012, BY0039, 11-7069 WW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
12 oktober 2012
Datum publicatie
15 oktober 2012
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2012:BY0039
Zaaknummer
11-7069 WW

Inhoudsindicatie

WW-uitkering: vaststelling dagloon. Appellant heeft aangevoerd dat het dagloon op basis van het aantal door hem gewerkte uren op een hoger bedrag had moeten worden vastgesteld. Er is niet gebleken dat het Uwv ten onrechte van de opgave opgenomen in de polisadministratie is uitgegaan. Appellant heeft geen stukken overgelegd en niet nader aangevoerd waarom de dagloonberekening onjuist is.

Uitspraak

11/7069 WW

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 13 oktober 2011, 11/6624 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[A. te B.] (appellant)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

Datum uitspraak: 12 oktober 2012

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. L. Kuijper, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2012. Mr. Kuijper is voor appellant verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W. de Rooy-Bal.

OVERWEGINGEN

1. Appellant is van 2 november 2006 tot en met 31 december 2010 werkzaam geweest in de functie van algemeen medewerker bij [werkgever]. Hij heeft met ingang van 1 maart 2011 een uitkering ontvangen op grond van de Werkloosheidswet (WW). In het besluit op bezwaar van 5 juli 2011 (bestreden besluit) waarbij hem deze uitkering is toegekend is zijn dagloon vastgesteld op € 47,79, zijnde 1/261 deel van het ontvangen loon in het refertejaar van

1 januari 2010 tot en met 31 december 2010.

2. Appellant heeft beroep ingesteld. Hierbij heeft hij, voor zover thans nog relevant, aangevoerd dat het dagloon op basis van het aantal door hem gewerkte uren op een hoger bedrag had moeten worden vastgesteld. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Daartoe heeft zij overwogen dat appellant geen stukken heeft overgelegd en niet nader heeft aangevoerd waarom de dagloonberekening onjuist is.

3. Appellant heeft in hoger beroep het oordeel van de rechtbank bestreden, waarbij hij hetgeen hij in beroep heeft aangevoerd heeft herhaald. Daarop heeft het Uwv gereageerd dat het bij de berekening van het dagloon is uitgegaan van het loon voor de sociale verzekeringen zoals uit Suwinet (de administratie van het Uwv) blijkt. Het Uwv heeft er voorts op gewezen dat ook in hoger beroep niet is gebleken dat de door hem gehanteerde gegevens voor het dagloon onjuist zijn.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1. Uit artikel 45 van de WW en artikel 2, eerste lid, van het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen (BDW) volgt dat de grondslag voor de vaststelling het dagloon wordt gevormd door het loon dat de verzekerde volgens opgave van zijn werkgever daadwerkelijk heeft genoten in het aangiftetijdvak. Voorts wordt op grond van artikel 2, derde lid, van het BDW niet de genoten, maar de in het refertejaar opgebouwde vakantietoeslag bij de berekening betrokken. Het door de werkgever opgegeven loon en de door hem vermelde vakantietoeslag worden opgenomen in de polisadministratie van het Uwv.

4.2. Niet gebleken is dat het Uwv ten onrechte van de opgave opgenomen in de polisadministratie is uitgegaan. Het enkel aanvoeren dat het dagloon op een hoger bedrag had moeten worden vastgesteld is daartoe onvoldoende.

4.3. Hetgeen is overwogen onder 4.1 en 4.2 leidt tot het oordeel dat de rechtbank bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant terecht ongegrond heeft verklaard. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2012.

(getekend) T. Hoogenboom

(getekend) J.R. Baas