Centrale Raad van Beroep, 07-11-2012, BY2396, 11-3161 ZW
Centrale Raad van Beroep, 07-11-2012, BY2396, 11-3161 ZW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 7 november 2012
- Datum publicatie
- 8 november 2012
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2012:BY2396
- Zaaknummer
- 11-3161 ZW
Inhoudsindicatie
Beëindiging ZW-uitkering. Appellante heeft aangevoerd dat de rechtbank niet of nauwelijks gemotiveerd is ingegaan op hetgeen ter zitting bij pleitnota naar voren is gebracht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de actualisering van de WIA-functies niet geldt bij een hersteldverklaring in het kader van de ZW, maar verwijst voor haar oordeel noch naar wettelijke bepalingen noch naar jurisprudentie. Er is geen ruimte om als eis te stellen dat door middel van actualisering wordt aangetoond dat de in het verleden in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering geselecteerde functies nog bestaan ten tijde van de ongeschiktheidsbeoordeling in het kader van de ZW. Dit ligt niet anders waarneer het gaat om in het kader van de Wet WIA geduide functies.
Uitspraak
11/3161 ZW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 20 april 2011, 10/1738 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 7 november 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. P.J. de Rooij, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is voor behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 26 september 2012. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen.
OVERWEGINGEN
1.1. Voor een overzicht van de voor dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar rubrieken 2.2 en 2.3 van de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat hier met het volgende.
1.2. Bij besluit van 28 juli 2010 heeft het Uwv beslist dat appellante met ingang van 28 juli 2010 geen recht meer heeft op ziekengeld ingevolge de Ziektewet (ZW), omdat zij op en na die datum geschikt is te achten voor de geduide functies, welke destijds in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) zijn geselecteerd. Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar heeft het Uwv, in navolging van de bevindingen van bezwaarverzekeringsarts A. Colijn, zoals vermeld in diens rapport van 16 september 2010, bij besluit van 21 september 2010 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat het Uwv met inachtneming van hetgeen in de uitspraak van de rechtbank is overwogen een nieuw besluit op het door appellante gemaakte bezwaar dient te nemen. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Volgens de rechtbank heeft het aan een zorgvuldige voorbereiding van het bestreden besluit ontbroken, omdat bij de beoordeling geen rekening is gehouden met de aangepaste werkzaamheden die appellante op en na de datum in geding nog gedurende 16 uur per week verrichtte.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij heeft aangevoerd dat de rechtbank niet of nauwelijks gemotiveerd is ingegaan op hetgeen ter zitting bij pleitnota naar voren is gebracht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de actualisering van de WIA-functies niet geldt bij een hersteldverklaring in het kader van de ZW, maar verwijst voor haar oordeel noch naar wettelijke bepalingen noch naar jurisprudentie. Voorts is geen onderzoek gedaan naar de kenmerkende omstandigheden van de geduide functies.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad stelt vast dat het Uwv nog geen nieuwe beslissing op het bezwaar van appellante heeft genomen. Gelet hierop kan in hoger beroep uitsluitend de beroepsgrond van appellante betreffende de actualisering van de geduide functies ter beoordeling staan, nu de rechtbank alleen deze beroepsgrond in haar uitspraak uitdrukkelijk en zonder voorbehoud heeft verworpen.
4.2. De Raad sluit zich aan bij de overweging van de rechtbank en verwijst hiervoor naar zijn uitspraak van 6 augustus 2002 (LJN AF1507) waarin hij heeft uitgesproken dat in een geval als het onderhavige er geen ruimte is om als eis te stellen dat door middel van actualisering wordt aangetoond dat de in het verleden in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering geselecteerde functies nog bestaan ten tijde van de ongeschiktheidsbeoordeling in het kader van de ZW. Dit ligt niet anders waarneer het gaat om in het kader van de Wet WIA geduide functies.
4.3. Aan een bespreking van de overige beroepsgronden van appellante komt de Raad, gelet op hetgeen hiervoor onder 4.1 is overwogen, niet toe.
4.4. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad acht geen gronden aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door C.P.J. Goorden als voorzitter en J.J.T van den Corput en A.I. van der Kris als leden, in tegenwoordigheid van D. Heeremans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 november 2012.
(getekend) C.P.J. Goorden
(getekend) D. Heeremans
KR