Home

Centrale Raad van Beroep, 20-08-2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1444, 12-3623 WWB

Centrale Raad van Beroep, 20-08-2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1444, 12-3623 WWB

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
20 augustus 2013
Datum publicatie
21 augustus 2013
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2013:1444
Zaaknummer
12-3623 WWB
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023], Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023] art. 2:15, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023] art. 6:6

Inhoudsindicatie

Het college heeft ten onrechte het bezwaar per e-mail niet-ontvankelijk verklaard. In het e-mailbericht van 8 augustus 2011 verwijst appellant naar het als bijlage bijgevoegde bezwaarschrift. Daaruit blijkt duidelijk dat appellant bezwaar maakt tegen het besluit van 22 juni 2011. Het e-mailbericht is voorts naar het zakelijke e-mailadres van een medewerker van de gemeente, met wie appellant eerder contact heeft gehad over de zaak, zijn consulent, verzonden. Het college had appellant een herstelmogelijkheid moeten bieden door hem alsnog in de gelegenheid te stellen een schriftelijk bezwaarschrift in te dienen, hetgeen het college heeft nagelaten. Met de indiening van het schriftelijk bezwaarschrift op 10 augustus 2011 heeft appellant evenwel uit eigen beweging het verzuim alsnog hersteld, zodat er geen aanleiding bestond het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep

12/3623 WWB

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van

11 mei 2012, 12/627 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel (college)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juli 2013. Appellant is verschenen, bijgestaan door H. Zhang. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door

R.G.B.M. Spapens.

OVERWEGINGEN

1.

De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1.

Appellant ontvangt bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande.

1.2.

Bij besluit van 22 juni 2011 heeft het college de bijstand van appellant herzien over de periodes van 1 maart 2010 tot en met 31 maart 2010 en van 1 mei 2010 tot en met

30 september 2010.

1.3.

Tegen dit besluit heeft appellant op 8 augustus 2011 per e-mailbericht bezwaar gemaakt. Op 10 augustus 2011 heeft appellant de papieren versie van bezwaarschrift in de brievenbus van het college gedeponeerd.

1.4.

Bij besluit van 10 januari 2012 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 22 juni 2011 niet-ontvankelijk verklaard.

2.

Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat appellant niet de weg van elektronisch verzenden heeft gebruikt die door het college is geopend en dat de keuze voor deze verzending voor rekening en risico van appellant komt. Ook is het bezwaar onweersproken te laat bij het college afgegeven. Het bezwaar is dan ook terecht

niet-ontvankelijk verklaard.

3.

Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij heeft aangevoerd dat hij het bezwaarschrift tijdig per e-mail, gericht aan de medewerker van de gemeente met wie hij eerder contact had gehad over de zaak, heeft verzonden aan het college. Het college heeft hem niet goed geïnformeerd over het elektronisch indienen van een bezwaarschrift, zodat hem niet kan worden tegengeworpen dat het bezwaarschrift niet op de juiste wijze elektronisch is ingediend.

4.

De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Ingevolge artikel 2:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een bericht elektronisch naar een bestuursorgaan worden verzonden voor zover het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat deze weg is geopend. Het bestuursorgaan kan nadere eisen stellen aan het gebruik van de elektronische weg. Ingevolge het vierde lid van dit artikel deelt het bestuursorgaan een weigering op grond van dit artikel zo spoedig mogelijk aan de afzender mede. Op grond van artikel 6:6, aanhef en onder b, van de Awb kan het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren indien het bezwaarschrift geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn. Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken.

4.2.

Tegen het besluit van 22 juni 2011 kon appellant tot en met 8 augustus 2011 bezwaar maken. Tussen partijen is niet in geschil dat appellant het bezwaarschrift op 8 augustus 2011 per e-mailbericht heeft verzonden aan een medewerker van de gemeente, de consulent van appellant, en daarnaast de schriftelijke versie op 10 augustus 2011 heeft gedeponeerd in de brievenbus van de gemeente.

4.3.

Het e-mailbericht is binnen de vorengenoemde bezwaartermijn binnengekomen bij het college. Anders dan door het college is gesteld, volgt uit de omstandigheid dat het

e-mailbericht eerst op 10 augustus 2011 is geopend en gelezen niet dat het e-mailbericht buiten de vorengenoemde termijn is binnengekomen bij het college.

4.4.

Voorop staat dat het college in het besluit van 22 juni 2011 niet kenbaar heeft gemaakt dat de elektronische weg voor het indienen van bezwaarschriften is opengesteld. Uit artikel 6:6, aanhef en onder b, van de Awb in samenhang met artikel 2:15, eerste lid, van de Awb volgt dat indien met een bij een bestuursorgaan ingekomen e-mailbericht is beoogd een bezwaarschrift in te dienen waarop het bestuursorgaan bevoegd is te beslissen, het bestuursorgaan het bezwaar eerst niet-ontvankelijk mag verklaren, op de grond dat het de elektronische weg niet heeft opengesteld, nadat het op de voet van artikel 6:6, aanhef en onder b, van de Awb een herstelmogelijkheid aan de indiener heeft geboden. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, LJN BX5940 en LJN BX5972 dient de herstelmogelijkheid te worden geboden indien uit het e-mailbericht valt af te leiden dat daarmee beoogd wordt bezwaar te maken en het is verzonden naar het officiële e-mailadres van het desbetreffende overheidslichaam of van de ambtelijke dienst die het aangaat, dan wel naar het zakelijke e-mailadres van een ambtenaar, met wie de indiener zodanig contact over de zaak heeft gehad, dat hij ervan mocht uitgaan dat het e-mailbericht met het bezwaar ook naar die ambtenaar mocht worden gestuurd. De Raad sluit zich, in lijn met wat is overwogen in de uitspraak van 7 mei 2013, LJN BZ9982, aan bij deze rechtspraak.

4.5.

In het e-mailbericht van 8 augustus 2011 verwijst appellant naar het als bijlage bijgevoegde bezwaarschrift. Daaruit blijkt duidelijk dat appellant bezwaar maakt tegen het besluit van 22 juni 2011. Het e-mailbericht is voorts naar het zakelijke e-mailadres van een medewerker van de gemeente, met wie appellant eerder contact heeft gehad over de zaak, zijn consulent, verzonden. Gelet op 4.4 had het college appellant een herstelmogelijkheid moeten bieden door hem alsnog in de gelegenheid te stellen een schriftelijk bezwaarschrift in te dienen, hetgeen het college heeft nagelaten. Met de indiening van het schriftelijk bezwaarschrift op 10 augustus 2011 heeft appellant evenwel uit eigen beweging het verzuim alsnog hersteld, zodat er geen aanleiding bestond het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren.

4.6.

Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, betekent het voorgaande dat het college het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat het zich ten onrechte van een inhoudelijke beoordeling van het bezwaar heeft onthouden. Het hoger beroep slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het bestreden besluit vernietigen. Voor het toepassen van een bestuurlijke lus bestaat geen aanleiding, omdat het college tot op heden geen inhoudelijk standpunt ten aanzien van de ingebrachte bezwaren heeft ingenomen. Het college zal worden opgedragen binnen een termijn van zes weken een inhoudelijke beslissing te nemen op het bezwaar van appellant tegen het besluit van 22 juni 2010.

5.

Aanleiding bestaat het college te veroordelen in de kosten die appellant in beroep en in hoger beroep aan reiskosten heeft moeten maken. Deze kosten worden begroot op € 18,04 in beroep en € 2,04 in hoger beroep, in totaal € 20,08.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep

- vernietigt de aangevallen uitspraak;

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het besluit van 11 januari 2012;

- bepaalt dat het college binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze

uitspraak een nieuwe inhoudelijke beslissing op bezwaar neemt;

- veroordeelt het college in de kosten van appellant tot een bedrag van € 20,08; - bepaalt dat het college aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 115,-

vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door M. Hillen, in tegenwoordigheid van V.C. Hartkamp als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2013.

(getekend) M. Hillen

(getekend) V.C. Hartkamp