Centrale Raad van Beroep, 14-11-2013, ECLI:NL:CRVB:2013:2531, 13-5065 WWB-VV-PV
Centrale Raad van Beroep, 14-11-2013, ECLI:NL:CRVB:2013:2531, 13-5065 WWB-VV-PV
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 14 november 2013
- Datum publicatie
- 29 november 2013
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2013:2531
- Zaaknummer
- 13-5065 WWB-VV-PV
Inhoudsindicatie
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak. Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening. De mogelijkheid om hangende (hoger) beroep een verzoek om een voorlopige voorziening te doen is niet bedoeld om door middel van zogenoemde “kortsluiting” de behandeling van de hoofdzaak te bespoedigen. Geen financiële noodsituatie. Geen spoedeisend belang.
Uitspraak
13/5065 WWB-VV-PV
Datum uitspraak: 14 november 2013
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening
Partijen:
[Verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
het college van burgemeester en wethouders van Deurne (college)
Zitting heeft: E.C.R. Schut
Griffier: O.P.L. Hovens
Ter zitting zijn verschenen: verzoeker, bijgestaan door mr. drs. A.A.P.M. Theunen en het college, vertegenwoordigd door N.Y. Mugge.
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
Bij besluit van 19 april 2013 heeft het college de bijstand van verzoeker met ingang van
27 juli 2012 ingetrokken en tevens de over de periode van 27 juli 2012 tot en met 31 maart 2013 verleende bijstand van verzoeker teruggevorderd tot een bedrag van € 7.148,03. Het hiertegen gemaakte bezwaar heeft het college bij besluit van 10 juli 2013 ongegrond verklaard. De rechtbank Oost-Brabant heeft bij uitspraak van 30 juli 2013 het beroep tegen het besluit van 10 juli 2013 ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft verzoeker zich tegen deze uitspraak gekeerd en tevens een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening gedaan.
Ingevolge de artikelen 8:104, eerste lid, en 8:108, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter van de rechtbank hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Vooropgesteld wordt dat volgens vaste rechtspraak van de Raad (zie bijvoorbeeld CRvB van 2 december 2003, ECLI:NL:CRVB:2003:AO0764), de mogelijkheid om hangende (hoger) beroep een verzoek om een voorlopige voorziening te doen niet is bedoeld om door middel van zogenoemde “kortsluiting” de behandeling van de hoofdzaak te bespoedigen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat het spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening is gelegen in het feit dat verzoeker in een financiële noodsituatie is geraakt waardoor hij zijn gebruiksvergoeding aan de verhuurder niet meer kan voldoen en hij op straat zal komen te staan.
In wat namens verzoeker is aangevoerd is onvoldoende grond aanwezig voor het oordeel dat sprake is van een spoedeisend belang die het treffen van een voorlopige voorziening vordert. Zoals blijkt uit de door partijen toegezonden informatie, ontvangt verzoeker vanaf 1 augustus 2013 studiefinanciering. Voorts blijkt uit de gedingstukken noch uit het verhandelde ter zitting dat er voor verzoeker bedreigende schulden zijn. Anders dan door verzoeker is betoogd, is van een financiële noodsituatie dan ook geen sprake. Ook op andere wijze is niet gebleken van een voor verzoeker zo zwaarwegend belang dat de behandeling van de bodemprocedure niet door hem zou kunnen worden afgewacht.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) O.P.L. Hovens (getekend) E.C.R. Schut
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep