Home

Centrale Raad van Beroep, 08-08-2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2712, 12-3607 WAO

Centrale Raad van Beroep, 08-08-2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2712, 12-3607 WAO

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
8 augustus 2014
Datum publicatie
13 augustus 2014
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2014:2712
Zaaknummer
12-3607 WAO

Inhoudsindicatie

Intrekking en terugvordering bijstand. Appellant heeft gedetineerd gezeten in afwachting van een strafrechtelijke procedure, zodat sprake is geweest van voorlopige hechtenis. Appellant was rechtens zijn vrijheid ontnomen. Daarbij is niet van belang of de strafrechtelijke procedure uiteindelijk in een veroordeling eindigt.

Uitspraak

12/3607 WAO

Datum uitspraak: 8 augustus 2014

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 15 mei 2012, 12/221 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. dr. D. Coskun, LL.M., advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juni 2014. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.A. Put.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant ontving sinds 1 april 1987 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Naar aanleiding van een tip dat appellant in augustus 2010 zou zijn gearresteerd en twee maanden gedetineerd zou hebben gezeten, is het Uwv in februari 2011 een onderzoek gestart. Uit dit onderzoek is gebleken dat appellant op

21 juli 2010 is gearresteerd en op 1 oktober 2010 in afwachting van een zitting is vrijgelaten.

1.2. Bij besluit van 22 juli 2011 heeft het Uwv appellants uitkering op grond van de WAO over de periode van 21 augustus tot en met 30 september 2010 ingetrokken en de over deze periode ten onrechte betaalde uitkering ten bedrage van € 2.711,70 van appellant teruggevorderd. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Bij beslissing op bezwaar van

9 december 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv zijn besluit van 22 juli 2011 gehandhaafd.

2.1. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak appellants beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

2.2. De rechtbank heeft daartoe in de eerste plaats overwogen dat appellant gedetineerd heeft gezeten in afwachting van een strafrechtelijke procedure, zodat sprake is geweest van voorlopige hechtenis. Appellant was rechtens zijn vrijheid ontnomen. Daarbij is niet van belang of de strafrechtelijke procedure uiteindelijk in een veroordeling eindigt. De rechtbank heeft in dit verband verwezen naar de uitspraak van de Raad van 18 juni 2004, ECLI:NL:CRVB:2004:AP4680.

2.3. De rechtbank heeft voorts de stelling van appellant verworpen dat het Uwv een beleid voert waarbij een uitkering in geval van detentie slechts wordt ingetrokken als de overheid voorziet in de bestaanskosten van gedetineerden. Het Uwv heeft bestreden een dergelijk beleid te voeren. Het Uwv heeft er naar het oordeel van de rechtbank terecht op gewezen dat de wetgever met de Wet socialezekerheidsrechten gedetineerden (Wsg) niet alleen heeft beoogd een einde te maken aan de maatschappelijk ongewenst geachte situatie dat tijdens wettelijke vrijheidsontneming verstrekking van een uit de publieke middelen gefinancierde socialeverzekeringsuitkering plaatsvindt, terwijl de Staat reeds in de kosten van het levensonderhoud voorziet, maar dat de wetgever daarnaast met de Wsg een einde wenste te maken aan de ongelijke positie van enerzijds degenen die vóór hun detentie in loondienst werkten en tijdens hun detentie hun inkomen verliezen en anderzijds de uitkeringsgerechtigden, die hun uitkering tijdens detentie kunnen behouden. Deze twee overwegingen zijn van gelijke rangorde en hebben geleid tot de in de Wsg gemaakte keuze. Dit is in lijn met de uitspraak van de Raad van 13 januari 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BK9126, en de onder 2.2 genoemde uitspaak van de Raad van

18 juni 2004.

3.

In hoger beroep heeft de gemachtigde van appellant zijn in eerste aanleg aangevoerde gronden herhaald.

4.1.

De Raad ziet geen aanleiding tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank en verwijst naar de overwegingen van de rechtbank in de aangevallen uitspraak.

4.2.

Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, heeft de Raad in zijn door de rechtbank genoemde uitspraken als zijn oordeel gegeven dat artikel 43, vijfde lid, van de WAO ook in gevallen van voorlopige hechtenis en ook in gevallen van detentie in het buitenland, leidt tot intrekking van de uitkering. In aanvulling hierop wijst de Raad nog op zijn uitspraak van

3 juli 2013 ECLI:NL:CRVB:2013:879.

4.3.

Ook voor de Raad heeft de gemachtigde van appellant niet aannemelijk kunnen maken dat bij het Uwv sprake is van een met buitenwettelijk begunstigend beleid op één lijn te stellen bestendige gedragslijn waarbij de uitkering niet wordt beëindigd in gevallen waarin de betrokkene in detentie in zijn eigen onderhoud moet voorzien. Het door de gemachtigde van appellant overgelegde stuk van het Uwv bevat slechts een interne richtlijn hoe om te gaan met gevallen waarin niet zonder meer duidelijk is of zij onder de toepassing van de Wsg vallen. In de opsomming van gevallen waarin de uitkering op grond van de Wsg zonder meer moet worden beëindigd, worden onder andere genoemde ‘voorlopige hechtenis’ en ‘detentie in het buitenland’. Het stuk leidt dus niet tot een andere uitkomst dan intrekking van appellants uitkering over de in geding zijnde periode.

4.4.

De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.

5.

Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade als voorzitter en H.J. Simon en

E.E.V. Lenos als leden, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2014.

(getekend) M.M. van der Kade

(getekend) G.J. van Gendt

RK