Home

Centrale Raad van Beroep, 05-09-2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2936, 12-4503 WIA

Centrale Raad van Beroep, 05-09-2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2936, 12-4503 WIA

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
5 september 2014
Datum publicatie
10 september 2014
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2014:2936
Zaaknummer
12-4503 WIA

Inhoudsindicatie

Het Uwv heeft de mate van arbeidsongeschiktheid per 10 februari 2011 op goede gronden vastgesteld op minder dan 35%. Het Uwv heeft terecht betrokkene met ingang van die datum niet in aanmerking gebracht voor een WIA-uitkering. Omdat het Uwv eerst in de fase van beroep de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit toereikend heeft onderbouwd, heeft de rechtbank terecht het Uwv veroordeeld in de proceskosten van betrokkene in beroep en het Uwv gelast de door betrokkene in beroep betaalde griffierecht te vergoeden. Vernietiging uitspraak voor zover daarbij het besluit van 18 januari 2011 is herroepen, is bepaald dat betrokkene met ingang van 10 februari 2011 recht heeft op een uitkering op grond van de Wet WIA naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 80%, is bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit en het Uwv is veroordeeld tot vergoeding van schade.

Uitspraak

12/4503 WIA, 12/4573 WIA

Datum uitspraak: 5 september 2014

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 28 juni 2012, 11/3873 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Beide partijen hebben hoger beroep ingesteld. Zij hebben over en weer verweerschriften ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juni 2014. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. A.M.C. van Dalen, advocaat. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.W.L. Clemens.

OVERWEGINGEN

1.1. Betrokkene was laatstelijk werkzaam als leersnijder. Voor dat werk is hij op

12 februari 2009 uitgevallen met rugklachten. Na medisch en arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv bij besluit van 18 januari 2011, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 17 juni 2011 (bestreden besluit), vastgesteld dat betrokkene met ingang van 10 februari 2011 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.

1.2. In beroep bij de rechtbank heeft de bezwaararbeidsdeskundige nader onderzoek verricht. In zijn rapport van 15 december 2011 is de bezwaararbeidsdeskundige tot de conclusie gekomen dat een van de drie functies waarop de schatting is gebaseerd, niet passend is te achten voor betrokkene. De bezwaararbeidsdeskundige heeft een nieuwe functie geselecteerd, te weten de functie van wikkelaar, samensteller elektronische apparatuur (Sbc-code 267050) (verder: wikkelaar), en vastgesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid ongewijzigd minder dan 35% blijft.

2.1. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak de medische grondslag van het bestreden besluit onderschreven. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Op grond van de beschikbare gegevens moet worden aangenomen dat de verzekeringsartsen bij betrokkene niet te geringe medische beperkingen hebben vastgesteld. Uit hun rapporten blijkt dat de verzekeringsartsen op de hoogte waren van de door betrokkene gestelde klachten, waaronder rug-, nek- en schouderklachten. In de door betrokkene overgelegde medische gegevens heeft de rechtbank geen aanknopingspunten gevonden voor de stelling dat betrokkene op 10 februari 2011 meer of anders beperkt was dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) is aangenomen. Daarbij heeft de rechtbank erop gewezen dat de door betrokkene ingeschakelde medisch adviseur te kennen heeft gegeven dat hij zich kan verenigen met de globale conclusies van de verzekeringsarts ten aanzien van de ernst van de gezondheidsstoornissen van betrokkene.

2.2. Met betrekking tot de arbeidskundige grondslag heeft de rechtbank vastgesteld dat voor de functie van wikkelaar niveau VMBO als eis geldt. In de Notities functiebelasting van

12 januari 2011 heeft de arbeidsdeskundige aangegeven dat betrokkene geen VMBO-niveau heeft en dat alle functies waarbij dit als eis wordt gesteld per definitie vervallen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de functie van wikkelaar niet passend is. De rechtbank acht de geschiktheid voor de overige drie voor betrokkene geselecteerde functies voldoende aangetoond. Gelet op de verdiensten in deze drie functies moet betrokkene 35 tot 80% arbeidsongeschikt worden beschouwd.

2.3. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, het besluit van 18 januari 2011 herroepen, bepaald dat betrokkene met ingang van 10 februari 2011 recht heeft op een uitkering op grond van de Wet WIA naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 80%, bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit en het Uwv veroordeeld tot vergoeding van schade. De rechtbank heeft verder beslissingen gegeven over proceskostenveroordeling en voldoening van het griffierecht.

3.1. Het Uwv heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte toepassing heeft gegeven aan artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Niet alle gegevens die noodzakelijk zijn voor een juiste vaststelling van een WIA-uitkering zijn voorhanden. Daarnaast heeft de rechtbank ten onrechte de functie van wikkelaar geschrapt. Gelet op de door betrokkene gevolgde opleiding en zijn werkervaring beschikt betrokkene over een VMBO-niveau en opleidingsniveau 2. Aan de algemene opvatting van de arbeidsdeskundige - dat betrokkene geen VMBO-niveau heeft en alle functies waaraan dit als eis wordt gesteld per definitie vervallen - moet niet die waarde en betekenis worden toegekend, die de rechtbank daar aan toekent.

3.2. Betrokkene is in hoger beroep gekomen voor zover de mate van zijn arbeidsongeschiktheid is bepaald op 35 tot 80%. Hij meent meer beperkt te zijn dan door het Uwv is aangenomen. Hij acht zich niet in staat de werkzaamheden in de door het Uwv geselecteerde functies te verrichten.

4.

De Raad komt tot de volgende beoordeling.

Het hoger beroep van betrokkene

4.1.

Dat wat betrokkene in hoger beroep heeft aangevoerd vormt geen aanleiding het oordeel van de rechtbank over de medische grondslag van het bestreden besluit niet te volgen. Evenmin als de rechtbank heeft de Raad aanleiding voor twijfel aan de juistheid van de medische beoordeling door de verzekeringsartsen per de datum in geding 10 februari 2011. Er zijn beperkingen aangenomen met name ten aanzien van het bewegingsapparaat. De verzekeringsartsen hebben mede aan de hand van de ontvangen specialistische informatie inzichtelijk uiteengezet waarom niet alle klachten van betrokkene tot (afzonderlijke) beperkingen op medische gronden in de arbeid leiden. Daarbij is de door de verzekeringsarts verkregen informatie alsook de in bezwaar ontvangen aanvullende informatie van de behandelend sector betrokken. Naar aanleiding van de in beroep door betrokkene overgelegde medische informatie heeft de bezwaarverzekeringsarts er op gewezen dat gezien de beperkte ernst van de onderliggende pathologie er bij betrokkene medisch geen grote beperkingen in het functioneren te stellen zijn en dat deze conclusie door de medisch adviseur van betrokkene is onderschreven. Er bestaat volgens de bezwaarverzekeringsarts geen strikte noodzaak tot onder andere meer afwisseling van houding gelet op de milde aard van de onderliggende aandoening(en). Evenals de rechtbank onderschrijft de Raad deze conclusies. In de vele in dit geding beschikbare specialistische informatie zijn geen aanknopingspunten te vinden voor meer of zwaardere beperkingen dan in de FML zijn aangenomen, noch medische inzichten die een ander licht werpen op de gezondheidstoestand van betrokkene per de datum in geding. In hoger beroep heeft betrokkene geen nieuwe medische gegevens ingebracht die zien op de datum in geding. De omstandigheid dat bij betrokkene met ingang van 11 november 2011 door het Uwv zwaardere beperkingen zijn aangenomen, zodat hem met ingang van die dag alsnog een WIA-uitkering is toegekend, leidt niet tot een ander oordeel, reeds omdat uit de medische gegevens blijkt van toegenomen klachten en beperkingen aan het bewegingsapparaat na de hier van belang zijnde datum, 10 februari 2011.

4.2.

Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep van betrokkene niet slaagt.

Hoger beroep van het Uwv

4.3.

Met betrekking tot de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit staat de Raad allereerst voor de vraag of de functie van wikkelaar aan de schatting ten grondslag kan worden gelegd. De Raad stelt daarbij voorop dat geen rechtsregel het Uwv belemmert om een van de door de arbeidsdeskundige vanwege opleidingseis als ongeschikt verworpen functies in de fase van bezwaar of beroep alsnog ten grondslag te leggen aan de schatting. Doorslaggevend is in dat geval of de bezwaararbeidsdeskundige voldoende overtuigend duidelijk heeft gemaakt dat de betreffende functie voor de betrokkene passend is.

4.4.

De Raad heeft reeds meerdere malen overwogen dat een betrokkene aan een bepaalde opleidingseis kan voldoen door een combinatie van zijn opleiding en werkervaring. Blijkens de Arbeidsmogelijkhedenlijst kent de functie van wikkelaar opleidingsniveau 2: getuigschrift basisonderwijs en eventueel meerdere jaren vervolgonderwijs zonder diploma of andere opleidingen op dit niveau. Bij opleiding wordt als eis gesteld ‘Niveau VMBO’ en ‘In staat zijn interne opleiding te volgen op gebied van componentenkennis (benoemen en specificeren) en solderen, Nederlands verstaan, spreken en lezen’. In zijn rapport van 7 maart 2012 heeft de bezwaararbeidsdeskundige toegelicht dat de functie een eenvoudige, gestructureerde, voorspelbare, lager gekwalificeerde productiefunctie betreft, waarbij men onder leiding van een meewerkend voorman werkt. Men krijgt mondelinge instructies en voorbeelden. Gelet op het door betrokkene genoten lager onderwijs in Griekenland en één jaar voortgezet onderwijs (eveneens in Griekenland) in combinatie met zijn werkervaring als leersnijder vanaf 1975 (in Nederland) acht hij het alleszins plausibel dat betrokkene beschikt over VMBO-niveau. Gelet op de eenvoudige aard van de werkzaamheden en het gegeven dat er geen cognitieve beperkingen zijn vastgesteld, is betrokkene volgens de bezwaararbeidsdeskundige in staat tot het volgen van een interne opleiding voor het vervullen van de functie. Naar het oordeel van de Raad heeft de bezwaararbeidsdeskundige hiermee voldoende inzichtelijk onderbouwd dat betrokkene voldoet aan opleidingsniveau 2 en door een combinatie van opleiding en werkervaring ook aan de verlangde opleidingseis.

4.5.

Ook de vraag of de functie van wikkelaar in medisch opzicht voor betrokkene geschikt is te achten, beantwoordt de Raad gelet op de door de bezwaararbeidsdeskundige gegeven toelichting bevestigend. Verder onderschrijft de Raad het oordeel van de rechtbank dat de belasting in de eerste twee aan de schatting ten grondslag gelegde functies, te weten de functies van magazijn, expeditiemedewerker (Sbc-code 111220) en productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180) de belastbaarheid van betrokkene niet overtreft. Hiermee is voldaan aan de voorwaarde dat aan de schatting ten minste drie functies ten grondslag liggen als bedoeld in artikel 9, aanhef en onder a, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten.

4.6.

De mediaan van deze drie functies afgezet tegen het maatmaninkomen van betrokkene resulteert in een verlies aan verdienvermogen van 34,09%. Dit betekent dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid per 10 februari 2011 op goede gronden heeft vastgesteld op minder dan 35%. Het Uwv heeft terecht betrokkene met ingang van die datum niet in aanmerking gebracht voor een WIA-uitkering. Gelet hierop behoeft de hoger beroepsgrond van het Uwv dat de rechtbank ten onrechte toepassing heeft gegeven aan artikel 8:72, vierde lid, van de Awb geen bespreking meer.

4.7.

Uit 4.3 tot en met 4.6 volgt dat het hoger beroep van het Uwv slaagt. Omdat het Uwv eerst in de fase van beroep de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit toereikend heeft onderbouwd, heeft de rechtbank terecht het Uwv veroordeeld in de proceskosten van betrokkene in beroep en het Uwv gelast de door betrokkene in beroep betaalde griffierecht te vergoeden. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd voor zover daarbij het besluit van 18 januari 2011 is herroepen, is bepaald dat betrokkene met ingang van 10 februari 2011 recht heeft op een uitkering op grond van de Wet WIA naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 80%, is bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit en het Uwv is veroordeeld tot vergoeding van schade. De aangevallen uitspraak moet voor het overige worden bevestigd.

5.

Voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep

-

vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij het besluit van 18 januari 2011 is herroepen, is bepaald dat betrokkene met ingang van 10 februari 2011 recht heeft op een uitkering op grond van de Wet WIA naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 80%, is bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit en het Uwv is veroordeeld tot vergoeding van schade;

-

bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige.

Deze uitspraak is gedaan door R.E. Bakker als voorzitter en E.W. Akkerman en

F.J.L. Pennings als leden, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 september 2014.

(getekend) R.E. Bakker

(getekend) E. Heemsbergen

RK