Home

Centrale Raad van Beroep, 15-04-2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1331, 13-2553 WW

Centrale Raad van Beroep, 15-04-2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1331, 13-2553 WW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
15 april 2015
Datum publicatie
29 april 2015
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2015:1331
Zaaknummer
13-2553 WW

Inhoudsindicatie

Afwijzing verzoek om vergoeding van scholingskosten. Er is geen sprake van een mogelijke herplaatsing in de oude functie of een andere functie bij een werkgever op basis van de cursus Windows Basis. Evenmin is er sprake van een concrete vacature bij een werkgever waarvoor deze cursus moet worden gevolgd. Niet wordt ingezien dat het volgen van een computercursus noodzakelijk is om de kansen van appellant te vergroten om op de regionale arbeidsmarkt weer als beveiliger te kunnen gaan werken.

Uitspraak

13/2553 WW

Datum uitspraak: 15 april 2015

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 mei 2013, 13/433 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2015

Appellant is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.J.F. Bär.

OVERWEGINGEN

1.1.

Appellant heeft sinds 14 juli 1997 recht op een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Deze uitkering is met ingang van 1 februari 1998 vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%.

1.2.

Bij besluit van 21 september 2012 heeft het Uwv appellant met ingang van

3 september 2012 in aanmerking gebracht voor een Werkloosheidswet (WW)-uitkering in verband met de beëindiging op 31 augustus 2012 van zijn dienstverband voor 15 uur per week met [de B.V.]. De WAO-uitkering heeft het Uwv ongewijzigd voortgezet.

1.3.

Op 21 september 2012 heeft appellant het Uwv verzocht om een vergoeding voor de cursus Windows Basis die hij sinds 7 september 2012 volgt.

1.4.

Bij besluit van 6 maart 2013 heeft het Uwv de WAO-uitkering herzien en verhoogd met ingang van 17 december 2012 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. De WW-uitkering heeft het Uwv met ingang van die datum beëindigd.

1.5.

Bij besluit van 23 oktober 2012 heeft het Uwv het verzoek van appellant om een vergoeding van de kosten voor de cursus Windows Basis afgewezen.

1.6.

Bij beslissing op bezwaar van 15 januari 2013 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 23 oktober 2012 ongegrond verklaard.

2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de door appellant gevolgde cursus Windows Basis niet als noodzakelijk is aan te merken, zoals bedoeld in de Beleidsregels Protocol Scholing 2012 (Stcrt. 2012, 20675, Protocol scholing), en dat het Uwv de aanvraag van appellant om vergoeding van deze cursus op goede gronden heeft afgewezen.

3.1.

Appellant heeft in hoger beroep zijn beroepsgronden herhaald. Door de toenemende digitalisering en automatisering van de samenleving zijn elementaire computervaardigheden volgens appellant een dringende noodzaak. Een vergoeding of tegemoetkoming is niet onbillijk en/of onredelijk. Daarnaast beroept hij zich op de mededeling in het tijdschrift ‘Uwv Perspectief’, nummer 3 van oktober 2012 en de mededeling van de staatsecretaris dat Nederland af moet van alle papieren rommel, waardoor er volgens appellant sprake is van een opgewekt vertrouwen. Ook heeft appellant een brief ingezonden met het verzoek om een uitleg over het volgens hem dubbel betaalde griffierecht.

3.2.

Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Op grond van artikel 65f van de WAO heeft de verzekerde die recht heeft op een

WAO-uitkering recht op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en, met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke bepalingen, op de naar het oordeel van het Uwv noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Ingevolge artikel 73 van de WW heeft de werknemer die recht heeft op een WW-uitkering recht op ondersteuning bij arbeidsinschakeling.

4.2.

Op het moment van de aanvraag van de scholingskosten ontving appellant zowel een WAO- als een WW-uitkering. Bij de beoordeling van de vraag of WAO- en

WW-uitkeringsgerechtigden recht hebben op ondersteuning bij arbeidsinschakeling hanteert het Uwv voor het volgen van een scholing het Protocol Scholing. Blijkens onderdeel 3 van de bijlage bij het Protocol Scholing vindt de beoordeling plaats aan de hand van de indicatoren en is de eerste indicator het bepalen van de noodzaak van scholing. De stappen, die hierbij doorlopen worden, zijn opgenomen in paragraaf 4. Uitgangspunt is de vraaggerichte benadering op de regionale arbeidsmarkt. Daarvan is in eerste instantie sprake, indien er een concrete vacature bij een werkgever in zicht is ten aanzien van de functie of beroep, waarvoor geschoold wordt. Is dit laatste niet het geval, dan dient er in ieder geval sprake te zijn van aanwezigheid van vacatures voor de betreffende functie/beroep op de regionale arbeidsmarkt. De relatie tussen de inzet van scholing en het beschikbaar zijn van concrete vacatures op de arbeidsmarkt wordt hierdoor verstevigd (vraaggerichte re-integratie).

4.3.

Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd ten aanzien van de noodzakelijkheid van de scholingskosten kan niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de rechtbank. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat er geen sprake is van een mogelijke herplaatsing in de oude functie of een andere functie bij een werkgever op basis van de cursus Windows Basis. Evenmin is er sprake van een concrete vacature bij een werkgever waarvoor deze cursus moet worden gevolgd. Evenals de rechtbank heeft geoordeeld, wordt niet ingezien dat het volgen van een computercursus noodzakelijk is om de kansen van appellant te vergroten om op de regionale arbeidsmarkt weer als beveiliger te kunnen gaan werken. Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen op dit punt worden dan ook onderschreven.

4.4.

Voor een in rechte te honoreren beroep op het vertrouwensbeginsel is vereist dat sprake is van een uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezegging van de zijde van het Uwv. De mededeling in het tijdschrift ‘Uwv Perspectief’, nummer 3 van oktober 2012 op pagina 9 en de opmerking in de media van de staatsecretaris zijn niet aan te merken als een toezegging aan appellant. Het beroep van appellant op het vertrouwensbeginsel kan dan ook niet slagen.

4.5.

Ten aanzien van het standpunt van appellant over het door hem aan de Raad betaalde griffierecht wordt verwezen naar artikel 8:109 van de Algemene wet bestuursrecht. Appellant is griffierecht verschuldigd indien hij hoger beroep instelt tegen een uitspraak als bedoeld in genoemd artikel. De Raad heeft voor de onderhavige zaak € 118,- geheven en heeft in verband met het hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 5 februari 2014 (zaak 14/1398) € 122,- geheven aan griffierecht. Van dubbel geheven griffierecht is in de onderhavige zaak dan ook geen sprake.

4.6.

Uit 4.2 tot en met 4.5 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door C.C.W. Lange, in tegenwoordigheid van V. van Rij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 april 2015.

(getekend) C.C.W. Lange

(getekend) V. van Rij

HD