Home

Centrale Raad van Beroep, 02-06-2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1751, 13-5741 WWB

Centrale Raad van Beroep, 02-06-2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1751, 13-5741 WWB

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
2 juni 2015
Datum publicatie
8 juni 2015
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2015:1751
Zaaknummer
13-5741 WWB

Inhoudsindicatie

Afwijzing aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van het eigen risico van de zorgverzekering. Aan het hanteren van een verplicht eigen risico ligt een bewuste keuze van de wetgever ten grondslag, die ertoe leidt dat in beginsel sprake is van een uitputtende - passende en toereikende - regeling, die een voorliggende voorziening oplevert in de zin van artikel 15 van de WWB. Geen sprake van zeer dringende redenen. Het beroep op het beleid treft geen doel.

Uitspraak

13/5741 WWB

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van

13 september 2013, 12/1588 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[Appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Heerlen (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. J.L. Crutzen, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 april 2015. Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. V.H.J.M. van de Heuvel.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1.

Bij besluit van 25 april 2012, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 30 augustus 2012 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag van appellant van 23 maart 2012 om bijzondere bijstand voor de kosten van het eigen risico van de zorgverzekering over de jaren 2011 en 2012 afgewezen. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat met betrekking tot medische kosten, waaronder het verplicht eigen risico, sprake is van een voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15 van de Wet werk en bijstand (WWB) die geacht wordt voor de betrokkene passend en toereikend te zijn, dat van zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16 van de WWB geen sprake is en dat toepassing van het (buitenwettelijk) beleid ook niet leidt tot toekenning van bijzondere bijstand voor deze kosten.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij is van mening dat in zijn bijzondere situatie niet van een passende en toereikende voorliggende voorziening kan worden gesproken. Voor het geval daarvan wel sprake zou zijn doet appellant een beroep op het bestaan van zeer dringende reden om bijzondere bijstand te verlenen en op de artikelen 18 en 59 van de “Beleidsregel bijzondere bijstand” (beleidsregel) van het college.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

De Raad heeft meerdere keren overwogen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van

14 december 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:6734) dat aan het hanteren van een verplicht eigen risico een bewuste keuze van de wetgever ten grondslag ligt, die ertoe leidt dat in beginsel sprake is van een uitputtende - passende en toereikende - regeling, die een voorliggende voorziening oplevert in de zin van artikel 15 van de WWB. In de stelling van appellant dat zijn gezondheidssituatie zodanig is dat, met name vanwege hoge kosten van geneesmiddelen, de volledige kosten van het eigen risico voor de ziektekostenverzekering zich jaarlijks voordoen, is geen grond gelegen voor het oordeel dat in de situatie van appellant niet van een voorliggende voorziening kan worden gesproken. Hierbij is van belang dat het vaststellen van een verplicht eigen risico een algemene maatregel betreft die voor alle zorgverzekerden geldt en waarmee alle zorgverzekerden te maken kunnen krijgen.

4.2.

Het beroep van appellant op artikel 16, eerste lid, van de WWB slaagt niet. Van zeer dringende redenen als bedoeld in die bepaling is volgens vaste rechtspraak (uitspraak van

1 december 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:6576) slechts sprake ingeval van een acute noodsituatie, dat wil zeggen een situatie die van levensbedreigende aard is of blijvend ernstig lichamelijk of psychisch letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben, welke noodsituatie alleen door verlening van bijstand te verhelpen is. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat die situatie zich hier voordoet.

4.3.

De door appellant ingenomen stelling dat het college debet is aan zijn problematische financiële situatie laat de Raad onbesproken. Deze valt buiten het kader van dit geding.

4.4.

Het college heeft in het bestreden besluit op goede gronden overwogen dat de beleidsregel niet voorziet in de mogelijkheid van toekenning van bijzondere bijstand voor de kosten van het eigen risico. Artikel 20 van de beleidsregel sluit verlening van bijzondere bijstand voor deze kosten uit. De betaling van de kosten van het volledig eigen risico kan, mede tegen de achtergrond van wat is overwogen in 4.1 (slot), niet worden begrepen onder bijzondere medische omstandigheden als bedoeld in artikel 18 van de beleidsregel en evenmin worden beschouwd als een bijzondere situatie in de zin van artikel 59 van de beleidsregel. Het beroep van appellant op de beleidsregel treft daarom geen doel.

4.5.

Uit 4.1 tot en met 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door C. van Viegen, in tegenwoordigheid van J.L. Meijer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2015.

(getekend) C. van Viegen

(getekend) J.L. Meijer