Centrale Raad van Beroep, 17-06-2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1920, 13-6898 WMO
Centrale Raad van Beroep, 17-06-2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1920, 13-6898 WMO
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 17 juni 2015
- Datum publicatie
- 24 juni 2015
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2015:1920
- Zaaknummer
- 13-6898 WMO
Inhoudsindicatie
Appellante heeft terecht aangevoerd dat Argonaut 30 minuten extra nodig vindt voor het grondig stofvrij houden van de woning in verband met de allergie voor huisstof. Dit is echter een medisch/ergonomisch advies. Het Protocol houdt voor een zodanig geval in dat eerst aanspraak bestaat op het toekennen van die minuten indien de woning geheel is gesaneerd. De woning van appellante is niet geheel gesaneerd. Appellante heeft niet gesteld, noch onderbouwd dat de normering van de gemeente Voorschoten niet deugdelijk is. Aan de gedecentraliseerde uitvoering van de Wmo is inherent dat de tijdsnormering per gemeente kan verschillen.
Uitspraak
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
27 november 2013, 13/5658 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellante)
Burgemeester en wethouders van Voorschoten (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.M. Breevoort, werkzaam bij DAS, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft geen verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 mei 2015. Voor appellante is
mr. Breevoort verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H. Wester en W. Hus.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Aan appellante is op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) hulp bij het huishouden toegekend, laatstelijk naar een omvang van klasse 2 (2 tot 3,9 uur per week) voor de periode van 20 maart 2007 tot 23 november 2012.
Appellante heeft verlenging aangevraagd.
Het college heeft Argonaut Advies BV (Argonaut) om advies gevraagd. De verzekeringsgeneeskundige I.T. de Geer-Huisman heeft op 5 en 10 februari 2013 verslag gedaan van haar bevindingen en conclusies. Op basis van het dossier, huisbezoek, observatie en door appellante overgelegde medische gegevens is vastgesteld dat appellante motorische en energetische beperkingen heeft en voorts dat bij haar sprake is van huisstof-allergie. Geadviseerd is 150 minuten per week toe te kennen voor zwaar huishoudelijk werk, 30 minuten voor licht huishoudelijk werk en 30 minuten voor extra stoffen op moeilijk bereikbare plekken in verband met de huisstof-allergie; in totaal 3 uur en 30 minuten.
Het college heeft appellante bij besluit van 19 februari 2013 3 uur en 30 minuten hulp bij het huishouden toegekend voor de periode van 12 februari 2013 tot en met 11 februari 2017.
Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
2. Het college heeft het bezwaar bij beslissing op bezwaar van 27 mei 2013 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Dit besluit berust op het standpunt dat in overeenstemming met het Protocol hulp bij het huishouden gemeente Voorschoten 2012 (Protocol) 180 minuten is toegekend voor zwaar huishoudelijk werk. Dat is het maximaal aantal minuten. Daarnaast is nog 30 minuten toegekend voor het licht huishoudelijk werk. Een extra stofbeurt in verband met allergie is niet toegekend, omdat de woning van appellante niet gesaneerd is. Op grond van het gemeentelijk beleid worden alleen extra minuten voor stoffen toegekend indien de woning gesaneerd is.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Naar die uitspraak wordt verwezen.
Appellante heeft er in hoger beroep op gewezen dat Argonaut een andere tijdsnormering hanteert dan de gemeente in het Protocol. De gemeente moet uitgaan van het Protocol. Dat betekent dat voor het zwaar huishoudelijk werk 3 uur moet worden toegekend en voorts nog 30 minuten extra die Argonaut geïndiceerd heeft voor de stof-allergie. Samen met de
30 minuten voor het licht huishoudelijk werk brengt dat het totaal op 4 uur per week. Dat is ongeveer gelijk aan de 3,9 uur die tot nu toe is toegekend. De relevante tijdsnormering is, ondanks herhaald verzoek, eerst ter zitting van de rechtbank duidelijk geworden. Tijdens de zitting heeft appellante geen gelegenheid gekregen voor een inhoudelijke beoordeling. Dat is in strijd met het bestuursprocesrecht. De toegepaste tijdsnormering wijkt af van die in andere gemeenten. De toegekende 3 uur en 30 minuten is niet toereikend. Appellante is groter gaan wonen en haar beperkingen zijn sinds de laatste beoordeling toegenomen. Er is fibromyalgie vastgesteld en appellante heeft allergieën. Het college heeft pas in beroep aangevoerd dat geen extra uren voor de allergie worden toegekend omdat de woning niet gesaneerd is. Op de bank en de gordijnen na is die echter wel gesaneerd. Bij eerdere beoordelingen is daar nooit een probleem van gemaakt. Argonaut heeft daarover ook niet gerapporteerd. De rechtbank heeft ten onrechte betekenis toegekend aan het feit dat appellante gedurende een korte periode maar 3 uur hulp bij het huishouden heeft afgenomen. Appellante heeft dat enkel gedaan, omdat zij in de media over bezuinigingen op de Wmo las en bang was geconfronteerd te worden met terugvorderingen als zij meer uren hulp zou afnemen.
Het college heeft aangevoerd dat de toegekende 3 uur en 30 minuten toereikend is om het huis van appellante schoon te houden. Deze omvang stemt overeen met het advies van Argonaut. Het beleid biedt geen ruimte om 30 minuten extra toe te kennen omdat de woning niet gesaneerd is.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling. De voor de beoordeling van de feiten van belang zijnde periode loopt in dit geval tot 27 mei 2013.
Tussen partijen is in geschil of met het toekennen van 3 uur en 30 minuten hulp bij het huishouden de beperkingen van appellante adequaat zijn gecompenseerd.
De aangevoerde beroepsgronden slagen niet. De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dat oordeel rust. Hij voegt daar nog het volgende aan toe.
Appellante heeft terecht aangevoerd dat Argonaut 30 minuten extra nodig vindt voor het grondig stofvrij houden van de woning in verband met de allergie voor huisstof. Dit is echter een medisch/ergonomisch advies. Het Protocol houdt voor een zodanig geval in dat eerst aanspraak bestaat op het toekennen van die minuten indien de woning geheel is gesaneerd. Nu appellante erkent dat de woning niet geheel gesaneerd is, betekent dit dat het college terecht heeft beslist geen 30 minuten extra toe te kennen voor het stofvrij maken en houden van de woning. Dat het college niet eerder de voorwaarde van sanering heeft gesteld, maakt niet dat sprake is van een bijzonder geval waarin het Protocol niet mag worden toegepast.
De beroepsgronden die appellante heeft aangevoerd over de tijdsnormering slagen niet. Appellante heeft niet gesteld, noch onderbouwd dat de normering van de gemeente Voorschoten niet deugdelijk is. Aan de gedecentraliseerde uitvoering van de Wmo is inherent dat de tijdsnormering per gemeente kan verschillen. Dat eerst ter zitting van de rechtbank inzicht is verschaft in de verschillen tussen de normering van Argonaut en het college leidt niet tot een ander oordeel, nu voor de aanspraken van appellante slechts de normering van de gemeente - en niet die van Argonaut - van belang is.
Aan het feit dat appellante gedurende een beperkte periode om haar moverende redenen 3 uur hulp in de huishouding heeft afgenomen, kan niet de conclusie worden verbonden dat de omvang van haar aanspraken met de toekenning van 3 uur en 30 minuten is miskend.
Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en J. Brand en J.P.A. Boersma als leden, in tegenwoordigheid van V. van Rij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2015.
(getekend) R.M. van Male
(getekend) V. van Rij