Centrale Raad van Beroep, 02-12-2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4283, 14/6500 ZW
Centrale Raad van Beroep, 02-12-2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4283, 14/6500 ZW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 2 december 2015
- Datum publicatie
- 4 december 2015
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2015:4283
- Zaaknummer
- 14/6500 ZW
Inhoudsindicatie
Geen beperkingen meer heeft als gevolg van zwangerschap of bevalling. De psychische klachten die appellante tijdens haar tweede zwangerschap ontwikkeld heeft vloeien voort uit de traumatische gebeurtenissen tijdens de eerste zwangerschap. Er is geen sprake van een rechtstreeks causaal verband tussen de na de tweede zwangerschap nog bestaande klachten en die tweede zwangerschap.
Uitspraak
14/6500 ZW
Datum uitspraak: 2 december 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
16 oktober 2014, 14/1956 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A.G.B. Bergenhenegouwen hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2015. Appellante is, zoals tevoren aangekondigd, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W. van Nieuwburg.
OVERWEGINGEN
Bij besluit van 13 februari 2014 heeft het Uwv aan appellante bericht dat zij vanaf 8 december 2013 geen beperkingen meer heeft als gevolg van zwangerschap of bevalling. Aan dat besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts van 13 februari 2014 ten grondslag.
Bij besluit van 8 april 2014 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 13 februari 2014 ongegrond verklaard.
2. Appellante heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De rechtbank heeft dat beroep ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat de psychische klachten die appellante tijdens haar tweede zwangerschap ontwikkeld heeft voortvloeien uit de traumatische gebeurtenissen tijdens de eerste zwangerschap. Er is geen sprake van een rechtstreeks causaal verband tussen de na de tweede zwangerschap nog bestaande klachten en die tweede zwangerschap.
In hoger beroep heeft appellante in essentie dezelfde gronden aangevoerd als in de bezwaarfase en in eerste aanleg. Appellante is van oordeel dat er wel degelijk een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen de na haar tweede zwangerschap bestaande klachten en die zwangerschap. Bij de eerste zwangerschap van appellante is haar kindje na 34 weken overleden. Dit heeft ertoe geleid dat appellante zich tijdens en na de tweede zwangerschap zorgen maakte over de gezondheid van het kindje. Deze klachten en beperkingen vonden daarom hun oorzaak in de tweede zwangerschap, zodat er wel degelijk een direct causaal verband is met die zwangerschap.
De Raad komt tot het volgende oordeel.
Ingevolge artikel 29a, vierde lid, van de Ziektewet (ZW) heeft - kort weergegeven - recht op ziekengeld ter hoogte van haar dagloon de vrouwelijke verzekerde, indien zij aansluitend op het recht op uitkering ingevolge de Wet arbeid en zorg in verband met bevalling ongeschikt is tot het verrichten van haar arbeid en die ongeschiktheid haar oorzaak vindt in de bevalling of de daaraan voorafgaande zwangerschap. Vereist is daarom een direct causaal verband met de bevalling of de daaraan voorafgaande zwangerschap. In eerdergenoemd rapport van de verzekeringsarts van 13 februari 2014, en de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 2 april 2014 en 16 juli 2014 is voldoende beargumenteerd dat de oorzaak van de psychische klachten niet ligt in de tweede zwangerschap, maar in de traumatische ervaringen van appellante tijdens haar eerste zwangerschap. In feite erkent appellante dit zelf ook, nu zij te kennen heeft gegeven dat de klachten voortvloeien uit de gebeurtenissen bij de eerste zwangerschap. Er is dus geen sprake van een direct causaal verband met de laatste zwangerschap. Het oordeel van de rechtbank en de overwegingen die tot dat oordeel hebben geleid worden dan ook onderschreven, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman als voorzitter en H.C.P. Venema en
F.M.S. Requisizione als leden, in tegenwoordigheid van I. Mehagnoul als griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 december 2015.
(getekend) E.W. Akkerman
(getekend) I. Mehagnoul