Centrale Raad van Beroep, 02-12-2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4535, 14/5666 WMO
Centrale Raad van Beroep, 02-12-2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4535, 14/5666 WMO
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 2 december 2015
- Datum publicatie
- 16 december 2015
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2015:4535
- Zaaknummer
- 14/5666 WMO
Inhoudsindicatie
Indicatie voor huishoudelijke hulp. Ook in hoger beroep heeft appellante niet concreet en verifieerbaar onderbouwd waarom de toegekende vijf uur en 20 minuten per week onvoldoende zijn om de desbetreffende taken uit te kunnen voeren. Uit het ten behoeve van de herindicatie opgestelde advies van 27 juni 2012 komt naar voren dat het college van appellante geen inspanningen ten behoeve van het huishouden verwacht. Voor zover het betreft de echtgenoot van appellante, gaat het college enkel uit van het verrichten van die huishoudelijke taken waarvan is gebleken dat de echtgenoot deze taken daadwerkelijk verricht.
Uitspraak
14/5666 WMO
Datum uitspraak: 2 december 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 26 augustus 2014, 13/452 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Emmen (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. E.J.P. Cats, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2015. Voor appellante is verschenen mr. Cats. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.F. Teune.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Appellante kwam ingevolge de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) met ingang van 1 januari 2008 voor de duur van 5 jaar in aanmerking voor hulp bij het huishouden voor 4,5 uur per week voor de activiteiten zware huishoudelijke werkzaamheden en kleding wassen.
In verband met het op 1 april 2012 in werking treden van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Emmen 2012, de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Emmen 2012 (Beleidsregels) en het bij de Beleidsregels behorende Indicatieprotocol schoonmaakondersteuning (Indicatieprotocol) heeft het college opnieuw beoordeeld welke hulp appellante nodig heeft. Indicatiesteller [naam indicatiesteller] heeft op basis van het op 27 juni 2012 afgelegde huisbezoek het volgende geconcludeerd. Appellante is als gevolg van lichamelijke aandoeningen, waaronder een aandoening aan het darmstelsel, niet in staat om de lichte en zware huishoudelijke werkzaamheden en de was zelfstandig te doen. De darmaandoening leidt twee tot drie keer per week tot extra bevuiling van kleding en beddengoed. De echtgenoot van appellante is in staat om een gedeelte van de lichte huishoudelijke werkzaamheden te doen en om de boodschappen en de maaltijden te verzorgen. Gelet hierop adviseert de indicatiesteller om met toepassing van de normtijden van het Indicatieprotocol vijf uur en 20 minuten per week hulp bij het huishouden toe te kennen. Deze hulp bestaat uit 40 minuten voor lichte huishoudelijke werkzaamheden, twee uur en
40 minuten voor zware huishoudelijke werkzaamheden, waaronder begrepen 25 minuten extra in verband met ongelukken met ontlasting, en twee uur voor de was, waaronder begrepen
30 minuten extra in verband met ongelukken met ontlasting.
Bij besluit van 8 november 2012 heeft het college appellante op basis van de herindicatie bij het huisbezoek van 27 juni 2012 in aanmerking gebracht voor vijf uur en 20 minuten per week hulp bij het huishouden voor de periode van 1 oktober 2012 tot 1 januari 2013. Daaraan heeft het college toegevoegd dat schoonmaakondersteuning vanaf 1 januari 2013 valt onder een algemene voorziening.
Bij besluit van 11 april 2013 (bestreden besluit) heeft het college het door appellante gemaakte bezwaar tegen het besluit van 8 november 2012 gegrond verklaard en appellante vanaf 15 april 2013 tot 1 januari 2014 in aanmerking gebracht voor een individuele voorziening schoonmaakondersteuning van vijf uur en 20 minuten per week, overeenkomstig de herindicatie.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Zij heeft daartoe overwogen dat het college het aantal toegekende uren huishoudelijke hulp conform het Indicatieprotocol heeft vastgesteld en dat het college daarbij voldoende rekening heeft gehouden met de individuele situatie van appellante. De rechtbank heeft geoordeeld dat niet aannemelijk is geworden waarom met toepassing van de normtijden in dit geval niet aan de in de Wmo neergelegde compensatieplicht wordt voldaan. Door appellante is niet concreet onderbouwd waarom de toegekende vijf uur en 20 minuten per week onvoldoende zijn om de desbetreffende taken uit te kunnen voeren.
3. Appellante heeft zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Evenals bij de rechtbank heeft appellante aangevoerd dat vanwege haar medische klachten zeven uur per week hulp bij het huishouden noodzakelijk is. Haar darmaandoening leidt tot extra vervuiling. De gestelde indicatie is daarom onvoldoende, zodat taken blijven liggen. Vanwege zijn arbeidsongeschiktheid kan de echtgenoot van appellante deze taken niet overnemen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en onderschrijft de overwegingen waarop dat oordeel berust. De Raad voegt daar nog het volgende aan toe.
Ook in hoger beroep heeft appellante niet concreet en verifieerbaar onderbouwd waarom de toegekende vijf uur en 20 minuten per week onvoldoende zijn om de desbetreffende taken uit te kunnen voeren. Uit het ten behoeve van de herindicatie opgestelde advies van 27 juni 2012 komt naar voren dat het college van appellante geen inspanningen ten behoeve van het huishouden verwacht. Voor zover het betreft de echtgenoot van appellante, gaat het college enkel uit van het verrichten van die huishoudelijke taken waarvan is gebleken dat de echtgenoot deze taken daadwerkelijk verricht. Het gaat dan om de afwas, bedden opmaken, koken en boodschappen doen. Ook komt uit het advies van 27 juni 2012 naar voren dat het college rekening heeft gehouden met de noodzaak tot extra tijd voor zwaar huishoudelijk werk en extra tijd voor de wasverzorging vanwege de met de ziekte van Crohn samenhangende extra vervuiling. Dat deze extra tijd ontoereikend zou zijn heeft appellante gesteld, maar niet concreet en verifieerbaar onderbouwd.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.F. Wagner als voorzitter en D.S. de Vries en J.P.A. Boersma als leden, in tegenwoordigheid van L.L. van den IJssel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 december 2015.
(getekend) M.F. Wagner
(getekend) L.L. van den IJssel