Home

Centrale Raad van Beroep, 07-12-2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4675, 16-2836 ZW

Centrale Raad van Beroep, 07-12-2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4675, 16-2836 ZW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
7 december 2016
Datum publicatie
8 december 2016
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2016:4675
Zaaknummer
16-2836 ZW

Inhoudsindicatie

Geen procesbelang.

Uitspraak

16/2836 ZW

Datum uitspraak: 7 december 2016

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van

21 maart 2016, 15/6881 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. E. Schriemer, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2016. Appellant is, met bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.J.G. Lindeman.

OVERWEGINGEN

1.1.

Aan appellant is per 17 april 2013 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Bij besluit van 30 januari 2015 is de ZW-uitkering per 1 maart 2015 ingetrokken. Bij besluit van 16 december 2015 (bestreden besluit) is het bezwaar van appellant tegen het besluit van 30 januari 2015 gegrond verklaard en het besluit van 30 januari 2015 ingetrokken, zodat appellant ook per 1 maart 2015 recht op ZW-uitkering heeft behouden.

1.2.

Appellant heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Appellant is van mening dat zijn alcoholverslaving ten onrechte niet tot het opnemen van beperkingen heeft geleid in de door het Uwv bij de beoordeling van de ZW-aanspraken opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat er onvoldoende procesbelang bestaat. Met het bestreden besluit is de intrekking van de ZW-uitkering ongedaan gemaakt. Appellant is inmiddels 104 weken arbeidsongeschikt geweest, zodat er geen nieuwe ZW-beoordeling plaats zal vinden. Bij de beoordeling van de vraag of hij aanspraak heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) kan appellant zijn alcoholverslaving en daaruit voortvloeiende beperkingen weer aan de orde stellen.

3.1.

Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. Hij is van mening dat hij wel procesbelang heeft. Bij de beoordeling van een nieuwe ZW-aanvraag of

WIA-aanvraag kan er teruggegrepen worden naar eerdere rapporten en beoordelingen. Er kan appellant tegengeworpen worden dat er al eerder over een aandoening is geoordeeld.

3.2.

Het Uwv heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat appellant geen procesbelang heeft en bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Uit vaste rechtspraak van de Raad, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 26 juli 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2805, vloeit voort dat pas sprake is van voldoende procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of (hoger) beroepschrift met het maken van bezwaar of het instellen van (hoger) beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het bereiken van dat resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van voldoende procesbelang.

4.2.

De rechtbank heeft met juistheid het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard onder de overweging dat met het bestreden besluit vast staat dat de beëindiging van de ZW-uitkering ongedaan is gemaakt en dat daarmee het voor appellant maximale resultaat is bereikt. De rechtbank heeft terecht overwogen dat bij een latere procedure appellant gronden over zijn alcoholverslaving en de vastgestelde beperkingen ten volle aan de orde kan stellen. Een eventuele latere beoordeling zal gegrond dienen te zijn op de medische situatie van appellant op de dan voorliggende beoordelingsdatum. Procesbelang voor de nu aan de orde zijnde zaak levert dat niet op.

4.3.

Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak bevestigd moet worden.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door J.S. van der Kolk, in tegenwoordigheid van N. Veenstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 december 2016.

(getekend) J.S. van der Kolk

(getekend) N. Veenstra