Centrale Raad van Beroep, 03-11-2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3828, 16/7917 AOW
Centrale Raad van Beroep, 03-11-2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3828, 16/7917 AOW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 3 november 2017
- Datum publicatie
- 6 november 2017
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2017:3828
- Zaaknummer
- 16/7917 AOW
Inhoudsindicatie
Geen direct onderscheid naar woonplaats. Geen schending van art. 1 Eerste Protocol. De vervanging van de KOB door de inkomensondersteuning AOW is niet in strijd met het internationaal recht.
De tegemoetkoming KOB vervalt per 1 januari 2015. Per die datum wordt een inkomensondersteuning AOW toegekend. De hoogte van deze inkomensondersteuning AOW is afhankelijk van het aantal verzekerde jaren voor de AOW.
Uitspraak
16 7917 AOW, 16/7935 AOW, 16/7916 AOW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
10 november 2016, 16/1455 e.a. (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Betrokkene 1] te [woonplaats], Turkije (betrokkene 1)
[Betrokkene 2] te [woonplaats], Turkije (betrokkene 2)
[Betrokkene 3] e/v [Betrokkene 2] te [woonplaats], Turkije (betrokkene 3)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 3 november 2017
PROCESVERLOOP
Namens betrokkene 1 heeft mr. N. Türkkol, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkenen 2 en 3 heeft mr. R.S. Rabarison, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 augustus 2017. Namens betrokkenen zijn mr. Türkkol en mr. Rabarison verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door K. van Ingen en mr. drs. A. Slovacek.
OVERWEGINGEN
1. Betrokkenen wonen in Turkije en ontvangen een pensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) waarop een korting is toegepast, omdat betrokkenen een aantal jaren niet verzekerd zijn geweest voor de AOW. Betrokkenen ontvingen daarnaast tot 1 januari 2015 een tegemoetkoming KOB (Koopkrachttegemoetkoming Oudere Belastingplichtigen) gebaseerd op de Regeling koopkrachttegemoetkoming niet-KOB-gerechtigden met een AOW-pensioen (Regeling tegemoetkoming KOB). Deze tegemoetkoming KOB was een vast bedrag per maand, van laatstelijk € 25,12. Met besluiten van 23 december 2014 heeft de Svb laten weten dat de tegemoetkoming KOB per 1 januari 2015 vervalt en dat aan hem per die datum een inkomensondersteuning AOW wordt toegekend. De hoogte van deze inkomensondersteuning AOW is afhankelijk van het aantal verzekerde jaren voor de AOW. Voor betrokkene 1 houdt dit in dat hij recht heeft op € 0,51 (2%) bruto per maand. Betrokkenen 2 en 3 ontvangen € 2,03 (8%) bruto per maand. Bij besluiten van respectievelijk 21 januari 2016 (betrokkene 1) en 28 januari 2016 (betrokkenen 2 en 3) (bestreden besluiten) zijn de bezwaren hiertegen ongegrond verklaard.
2. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de beroepen ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de bestreden besluiten niet in strijd zijn met de artikelen 11 van het Europees Verdrag inzake Sociale Zekerheid (EVSZ), 6 van Besluit 3/80 van de Associatieraad EG-Turkije van 19 september 1980 (Besluit 3/80), 5 van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Turkije inzake sociale zekerheid (NTV) en 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag (Eerste Protocol).
3. In hoger beroep hebben betrokkenen zich om verschillende redenen tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Die zullen hieronder nader besproken worden.
Juridisch kader
Op 1 januari 2006 is in werking getreden artikel 33b van de AOW. Dit artikel regelde dat iedereen die een AOW-pensioen ontving, recht had op een tegemoetkoming AOW. Deze tegemoetkoming AOW was, volgens de wetgever, nodig omdat de koopkracht van een bepaalde groep van AOW-gerechtigden door de uitwerking van de Nederlandse fiscale regelgeving was achtergebleven. De tegemoetkoming AOW was een vast bedrag per maand, dat tegelijk met het AOW-pensioen werd uitbetaald. Omdat als gevolg van deze regeling ook AOW-gerechtigden in het buitenland, die in principe geen financiële gevolgen hadden ondervonden van Nederlandse fiscale regelingen, de tegemoetkoming AOW ontvingen, is de tegemoetkoming AOW met ingang van 1 juni 2011 vervangen door de tegemoetkoming KOB, gebaseerd op de Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen (Wet MKOB). Ook deze tegemoetkoming KOB was een vast bedrag per maand, dat eveneens tegelijk met het AOW-pensioen werd uitbetaald. Om voor de tegemoetkoming KOB in aanmerking te komen, diende de betrokkene in Nederland te wonen, of diende 90% van het wereldinkomen van betrokkene in Nederland aan de belastingheffing onderworpen te zijn. Als gevolg van deze regeling ontvingen met name AOW-gerechtigden woonachtig buiten Nederland geen tegemoetkoming KOB meer. De rechtbank Haarlem heeft in een aantal uitspraken van 3 april 2012 (onder andere ECLI:NL:RBHAA:2012:BW0665) geoordeeld dat de tegemoetkoming KOB een uitkering in verband met ouderdom was. Voor zover het toepasselijk verdragsregime de export van een ouderdomspensioen voorschreef, diende dit ook de tegemoetkoming KOB te omvatten. Ter uitvoering van deze uitspraken heeft de wetgever per 1 oktober 2013 de Regeling tegemoetkoming KOB vastgesteld. Op grond hiervan kregen AOW-gerechtigden die daarvóór geen recht hadden op een tegemoetkoming, met terugwerkende kracht tot 1 juni 2011, alsnog een tegemoetkoming die in hoogte en overige voorwaarden gelijk was aan de tegemoetkoming KOB.
Met een besluit van 27 juni 2014, Staatsblad 2014, 242, in werking getreden op1 januari 2015, is het bedrag dat als tegemoetkoming KOB werd verstrekt, op € 0,00 gesteld. Met een Regeling van 30 juni 2014, nr. 2014-0000087630, is de Tijdelijke regeling inkomensondersteuning AOW-pensioengerechtigden (Tijdelijke regeling) tot stand gebracht. Hierin is geregeld dat per 1 januari 2015 aan AOW-gerechtigden een tegemoetkoming wordt toegekend van € 25,12 per maand. Op dit bedrag wordt een korting toegepast voor niet verzekerde jaren.
Per 1 februari 2015 is ten slotte in werking getreden de Wet van 28 januari 2015. In deze wet is neergelegd dat aan de AOW wordt toegevoegd artikel 33a, waarin wordt geregeld dat een AOW-gerechtigde een maandelijkse tegemoetkoming (Inkomensondersteuning AOW) ontvangt, waarvan de hoogte afhankelijk is van het aantal opgebouwde jaren. De Wet MKOB wordt met deze wet ingetrokken.
5. De Raad overweegt het volgende.
Tussen partijen is niet in geschil dat de bestreden besluiten, uitsluitend beoordeeld naar nationaal recht, correct zijn.
Betrokkenen hebben in hoger beroep aangevoerd dat met de intrekking van de KOB onder invoering van de inkomensondersteuning AOW een wijziging of vermindering heeft plaatsgevonden van een bestaande uitkering welke in strijd is met artikel 11 van het EVSZ en artikel 6 van Besluit 3/80. De berekening van de inkomensondersteuning op basis van de opgebouwde jaren van AOW-verzekering leidt volgens betrokkenen materieel tot een verboden onderscheid naar het woonland van de pensioengerechtigde.
Artikel 11, eerste lid, van het EVSZ luidt als volgt.
“Tenzij in dit Verdrag anders wordt bepaald, kunnen de uitkeringen bij invaliditeit, ouderdom of de uitkeringen aan nagelaten betrekkingen, de renten bij arbeidsongevallen of beroepsziekten en de uitkeringen bij overlijden, verkregen op grond van een wettelijke regeling van één of meer Verdragsluitende Partijen, op generlei wijze worden verminderd, gewijzigd, geschorst, ingetrokken of verbeurd verklaard op grond van het feit dat de rechthebbende op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij woont dan die, op het grondgebied waarvan het orgaan is gevestigd dat deze uitkeringen verschuldigd is.”
Artikel 6, eerste lid, van Besluit 3/80 luidt – voor zover hier van belang – als volgt.
“Tenzij in dit besluit anders is bepaald, kunnen de uitkeringen bij invaliditeit, ouderdom of de uitkeringen aan nagelaten betrekkingen alsmede de renten bij arbeidsongevallen en beroepsziekten, verkregen op grond van een wettelijke regeling van een of meer Lid-Staten, op generlei wijze worden verminderd, geschorst, ingetrokken of verbeurd verklaard op grond van het feit dat de rechthebbende in Turkije woont of op het grondgebied van een andere
Lid-Staat dan die, op het grondgebied waarvan zich het orgaan bevindt dat deze uitkering verschuldigd is. …”.
De Raad volgt niet de stelling van betrokkenen dat de bestreden besluiten in strijd zijn met artikel 11 van het EVSZ en artikel 6 van Besluit 3/80. De artikelen 11 van het EVSZ en 6 van Besluit 3/80 verbieden een direct of daarmee gelijk te stellen onderscheid naar woonplaats. In dit geding is geen sprake van een direct onderscheid naar woonplaats. Bepalend voor de hoogte van de Inkomensondersteuning AOW is het aantal verzekerde jaren in Nederland. Dat uit de stukken blijkt dat aanzienlijk meer personen met een AOW-pensioen woonachtig buiten Nederland een lagere tegemoetkoming krijgen dan daarvoor, leidt niet tot een ander oordeel. Een dergelijk onderscheid kan niet aangemerkt worden als een direct of daarmee gelijk te stellen onderscheid naar woonplaats.
Ter zitting hebben betrokkenen aangevoerd dat door de vervanging van de KOB ter hoogte van € 25,12 door de lagere inkomensondersteuning AOW een aanzienlijke achteruitgang van hun inkomen heeft plaatsgevonden, aangezien hun AOW-pensioen ook al laag is. De Raad begrijpt dat betrokkenen de bestreden besluiten in strijd achten met artikel 1 Eerste Protocol, met name omdat buiten Nederland wonende pensioengerechtigden van de gewijzigde regelgeving verhoudingsgewijze veel nadeliger gevolgen ondervinden dan pensioengerechtigden die in Nederland wonen en omdat betrokkenen door deze besluiten onevenredig zwaar zouden zijn getroffen. Tussen partijen is niet in geschil dat de KOB eigendom vormt in de zin van artikel 1 Eerste Protocol en dat de vervanging van de KOB door de veel lagere inkomensondersteuning AOW een inmenging vormt in het eigendomsrecht van betrokkenen in de zin van deze bepaling.
In dit verband moet in de eerste plaats worden vastgesteld dat volgens vaste rechtspraak aan de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid toekomt, zowel om de doelstellingen van sociaaleconomisch beleid te bepalen, als om de middelen te kiezen waarmee hij die doelstellingen wenst te verwezenlijken.
Uit de parlementaire stukken blijkt dat de wetgever tot de afschaffing van de tegemoetkoming KOB en het op een andere wijze vaststellen van de hoogte van de inkomensondersteuning AOW heeft besloten wegens, onder andere, noodzakelijk geachte besparing op de uitkeringslasten (TK 2013-2014, 29389, nr. 74, pag. 2). Er kan niet gezegd worden dat het streven naar bezuinigingen niet in het algemeen belang geschiedt. Er is dan ook sprake van een legitiem doel.
Voor zover betrokkenen hebben willen stellen dat de intrekking van de tegemoetkoming KOB onder toekenning van de lagere inkomensondersteuning AOW niet in een redelijke verhouding staat tot het nagestreefde doel, aangezien AOW-gerechtigden die buiten Nederland wonen verhoudingsgewijze veel meer bijdragen aan de bezuiniging dan in Nederland wonende AOW-gerechtigden, worden zij niet in deze stelling gevolgd. In dit verband is van belang dat de oorspronkelijke reden voor een nadere tegemoetkoming aan AOW-gerechtigden was, dat de koopkracht van (een deel van) deze groep personen als gevolg van de Nederlandse fiscale regelgeving niet langer op het gewenste peil was. Weliswaar werd de tegemoetkoming in 2005 aan iedere AOW-gerechtigde toegekend, maar daarmee kwam zij ook ten goede aan personen die, omdat zij buiten Nederland woonden, niet onder de Nederlandse fiscale regelgeving vielen en derhalve de financiële gevolgen van de inrichting van de Nederlandse fiscale regelgeving niet zelf ondervonden. Hoewel kan worden aangenomen dat in het buitenland wonende AOW-gerechtigden verhoudingsgewijs zwaarder worden getroffen dan in Nederland wonende AOW-gerechtigden, kan niet uit het oog worden verloren dat van de eerste groep vooral personen deel uitmaken die niet tot de primaire doelgroep van de tegemoetkoming behoorden.
Verder is van belang dat de tegemoetkoming niet een primaire, door verzekerde jaren, opgebouwde inkomensbron vormt, doch slechts een als relatief gering bedoelde aanvulling hierop. Door voor de berekening van deze aanvulling aan te sluiten bij het aantal verzekerde jaren, wordt een evenwichtiger verhouding bereikt tussen de basisprestatie (het opgebouwde AOW-pensioen) en de aanvulling hierop. Er kan niet worden gezegd dat de wetgever door de keuze voor dit middel om het legitieme bezuinigingsdoel te bereiken, de ruime grenzen van zijn beoordelingsvrijheid heeft overschreden.
Voorts moet worden vastgesteld dat al in juni 2014 de regeling tot stand is gekomen op grond waarvan de tegemoetkoming KOB per 1 januari 2015 op € 0,00 is gesteld en tevens de Tijdelijke regeling is gepubliceerd. Uit de stukken blijkt dat de Svb betrokkenen in juli 2014 over de gevolgen van deze regelingen heeft geïnformeerd. Betrokkenen hebben dus ongeveer een half jaar de tijd gehad om zich op deze nieuwe (inkomens)situatie in te stellen.
Ten slotte kan niet worden gesteld dat op betrokkenen een onevenredige individuele last is komen te rusten. Hiertoe wordt overwogen dat de tegemoetkoming niet een primaire, door verzekerde jaren, opgebouwde inkomensbron vormt, doch slechts een als relatief gering bedoelde aanvulling hierop in verband met de inrichting van het Nederlandse fiscale stelsel.
Uit 5.3.1 tot en met 5.3.7 volgt dat in deze situatie geen sprake is van een schending
van artikel 1 van het Eerste Protocol.
Uit 5.1 tot en met 5.4 vloeit voort dat de aangevallen uitspraak bevestigd dient te worden.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade als voorzitter en T.L. de Vries en
M.A.H. van Dalen-van Bekkum als leden, in tegenwoordigheid van L.H.J. van Haarlem als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 november 2017.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) L.H.J. van Haarlem
sg