Home

Centrale Raad van Beroep, 15-11-2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3976, 16/3995 ZVW-W

Centrale Raad van Beroep, 15-11-2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3976, 16/3995 ZVW-W

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
15 november 2017
Datum publicatie
16 november 2017
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2017:3976
Zaaknummer
16/3995 ZVW-W

Inhoudsindicatie

Verzoek om wraking niet-ontvankelijk. Door eerst ter zitting om wraking van de gewraakte rechter te verzoeken heeft verzoeker gehandeld in strijd met artikel 8:16, eerste lid, van de Awb.

Uitspraak

16/3995 ZVW-W

Datum uitspraak: 15 november 2017

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door

[Verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)

PROCESVERLOOP

Mr. P.J. de Bruin, advocaat, heeft namens verzoeker hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 22 april 2016, 15/6827 ZVW.

Bij brief van 25 juli 2017 heeft de Raad verzoeker en CAK meegedeeld dat het hoger beroep zal worden behandeld ter zitting van 6 september 2017 door de rechters mr. R.M. van Male, mr. A.J. Schaap en mr. N.R. Docter.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 september 2017. Verzoeker zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. De Bruin en medegemachtigde J.P. de Kok. Voor CAK is mr. J.M. Nijman verschenen. Tijdens de zitting heeft mr. De Bruin namens verzoeker een verzoek om wraking van mr. Van Male (gewraakte rechter) ingediend.

De gewraakte rechter heeft schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek en meegedeeld niet in het wrakingsverzoek te berusten.

Verzoeker en de gewraakte rechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 1 november 2017. Voor verzoeker zijn mr. De Bruin en J.P. de Kok verschenen. De gewraakte rechter is, zoals aangekondigd, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1.

Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Blijkens de memorie van toelichting bij artikel 8:15 van de Awb is de strekking van het middel van wraking gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid.

1.2.

Ingevolge artikel 8:16, eerste lid, van de Awb wordt het verzoek om wraking gedaan, zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.

2.1.

Aan het wrakingsverzoek ligt ten grondslag dat verzoeker van mening is dat geen rechter over zijn hoger beroep kan oordelen die contacten heeft met de zorgverzekeringswereld in welke vorm dan ook. Daarbij is van belang dat het hoger beroep van verzoeker betrekking heeft op de vraag of er sprake is van een terechte weigering te voldoen aan de verplichting zich te verzekeren tegen zorgkosten. Volgens verzoeker kan een rechter die banden heeft met de zorgverzekeringswereld niet onbevooroordeeld oordelen over deze kwestie. Volgens verzoeker heeft de gewraakte rechter banden met (zorg)verzekeringsbedrijven van [naam stichting].

2.2.

De gewraakte rechter heeft schriftelijk uiteengezet dat hij weliswaar lid is van de Raad van Toezicht van de Stichting [naam stichting], maar dat hij geen banden heeft met [naam stichting] of (zorg)verzekeringsbedrijven van [naam stichting].

3.1.

Bij brief van 25 juli 2017 is verzoeker uitgenodigd voor de zitting en is aan verzoeker meegedeeld welke rechters zijn hoger beroep zullen behandelen. Met de ontvangst van de uitnodiging is verzoeker dus bekend geworden met het feit dat de gewraakte rechter voorzitter van de behandelende kamer zou zijn. Verzoeker had kort nadien door raadpleging van het nevenfunctieregister op www.rechtspraak.nl op de hoogte kunnen zijn van het feit, waaruit volgens verzoeker een vooringenomenheid van de gewraakte rechter zou blijken, te weten zijn nevenfunctie van lid van genoemde Raad van Toezicht. Door eerst ter zitting om wraking van de gewraakte rechter te verzoeken heeft verzoeker gehandeld in strijd met artikel 8:16, eerste lid, van de Awb.

3.2.

Dat verzoeker, zoals hij heeft toegelicht, voorafgaand aan het indienen van het wrakingsverzoek ter zitting met de gewraakte rechter in discussie wilde over de vraag of de gewraakte rechter wel de juiste persoon is de zaak te beoordelen, maakt dit niet anders. Uit de uitnodiging voor de zitting heeft verzoeker kunnen en ook moeten begrijpen dat de voorzitter van de behandelende kamer geen aanwijzingen had jegens verzoeker een (schijn van) partijdigheid te koesteren. Niet valt in te zien wat een nadere discussie met de gewraakte rechter voor betekenis had kunnen hebben, nu de twijfel van verzoeker aan de onpartijdigheid van de gewraakte rechter al voor de zitting bestond.

3.3.

Uit 3.1 en 3.2 volgt dat het verzoek om wraking van de gewraakte rechter niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek om wraking niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe als voorzitter en G.M.G. Hink en E.W. Akkerman als leden, in tegenwoordigheid van J.M.M. van Dalen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 november 2017.

(getekend) M. Greebe

(getekend) J.M.M. van Dalen