Home

Centrale Raad van Beroep, 12-12-2017, ECLI:NL:CRVB:2017:4263, 17/1473 PW

Centrale Raad van Beroep, 12-12-2017, ECLI:NL:CRVB:2017:4263, 17/1473 PW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
12 december 2017
Datum publicatie
18 december 2017
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2017:4263
Zaaknummer
17/1473 PW

Inhoudsindicatie

Termijnoverschrijding bij indienen bezwaarschrift. Voor terpostbezorging bij PostNl wordt uitgegaan van poststempel. Niet verschoonbaar.

Uitspraak

Datum uitspraak: 12 december 2017

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van

3 januari 2017, 16/4736 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

T[appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Renkum (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. R. Versteeg, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2017. Namens appellant is verschenen mr. Versteeg. Het college heeft zich, met bericht, niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1.

Bij besluit van 21 maart 2016 heeft het college de aanvraag van appellant om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet voor de kosten van de tandarts afgewezen.

1.2.

Appellant heeft bij brief van 2 mei 2016, door het college op 4 mei 2016 ontvangen, bezwaar gemaakt tegen het besluit van 21 maart 2016.

1.3.

Bij besluit van 28 juni 2016 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar

niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

3. In hoger beroep heeft appellant zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. In artikel 3:41, eerste lid, van de Awb is bepaald dat de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen. Artikel 6:9, eerste lid, van de Awb bepaalt dat een bezwaarschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb, is een bezwaarschrift bij verzending per post tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkheidverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

4.2.

Niet in geschil is dat het besluit van 21 maart 2016 ook op 21 maart 2016 is verzonden. Dit betekent dit besluit op die datum op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt als bedoeld in artikel 6:8, eerste lid, van de Awb in verbinding met artikel 3:41, eerste lid, van de Awb. De bezwaartermijn is aangevangen op 22 maart 2016 en geëindigd op 2 mei 2016. Het college heeft het bezwaarschrift op 4 mei 2016 ontvangen. Het bezwaarschrift is, volgens het poststempel op de envelop op 3 mei 2016 ter post bezorgd.

4.3.1.

Terpostbezorging vindt plaats op het moment waarop een poststuk in een brievenbus van PostNL wordt gedeponeerd dan wel op het moment waarop het op een vestiging van PostNL wordt aangeboden. De omstandigheid dat een poststuk op een bepaalde datum door PostNL is afgestempeld, sluit niet uit dat het stuk op een eerdere datum ter post is bezorgd. Dat neemt niet weg dat het datumstempel van PostNL veelal het enige vaststaande gegeven is met betrekking tot het tijdstip van terpostbezorging. In verband daarmee moet in gevallen waarin op de envelop een leesbaar poststempel is geplaatst, als bewijsrechtelijk uitgangspunt worden genomen dat terpostbezorging heeft plaatsgevonden op de dag waarop het desbetreffende poststuk door PostNL is afgestempeld. Bevat het stuk een poststempel van PostNL met een datum gelegen na de laatste dag van de termijn, dan is het aan belanghebbende om aannemelijk te maken dat het geschrift op een eerdere datum dan het poststempel aangeeft en wel uiterlijk op de laatste dag van de termijn ter post is bezorgd. . Met de enkele stelling dat het bezwaarschrift op 2 mei 2016 na 17:00 uur in de brievenbus is gedeponeerd en dat het aannemelijk was dat de brievenbus die dag al was geleegd, heeft appellant dit niet aannemelijk gemaakt.

4.3.2.

Ter zitting heeft de gemachtigde van appellant gewezen op wat de rechtbank heeft geoordeeld, namelijk dat de omstandigheid dat een poststuk op een bepaalde datum door PostNL is afgestempeld niet uitsluit dat het stuk op een eerdere datum ter post is bezorgd. Anders dan de rechtbank meent de gemachtigde van appellant dat bij deze objectieve twijfel de kant van de burger gekozen dient te worden. Deze grond slaagt niet. Volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 17 september 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1800) komt het handelen of nalaten van een persoon aan wie een betrokkene zijn belangen heeft toevertrouwd voor risico van die betrokkene. Ook als de betrokkene deze persoon eerst heel laat inschakelt, in het geval van appellant op de laatste dag van de bezwaartermijn, komt het voor diens risico als daardoor onverhoopt te laat bezwaar wordt gemaakt.

4.4.

Appellant heeft voorts nog verwezen naar uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (uitspraak van 30 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1552) waarin volgens appellant is geoordeeld dat een via PostNL verzonden poststuk in ieder geval geacht wordt tijdig ter post te zijn bezorgd als het de eerste of tweede werkdag na de laatste dag van de bezwaar- of beroepstermijn is ontvangen. Appellant heeft echter niet onderkend dat in dezelfde uitspraak daaraan de voorwaarde wordt verbonden dat het poststuk dan wel uiterlijk de laatste dag van de termijn ter post moet zijn bezorgd. Bovendien staat in die uitspraak dat het poststempel van PostNL veelal het enige vaststaande gegeven is met betrekking tot het tijdstip van postbezorging. Deze beroepsgrond van appellant kan dan ook niet slagen.

4.5.

In wat appellant nog heeft aangevoerd met betrekking tot overleg tussen [naam organisatie] en het college dat gaande was, is ten slotte geen grond gelegen voor het oordeel dat de termijnoverschrijding op grond van artikel 6:11 van de Awb verschoonbaar moet worden geacht.

4.6.

Uit 4.1 tot en met 4.5 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door M. Hillen, in tegenwoordigheid van A.M. Pasmans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 december 2017.

(getekend) M. Hillen

(getekend) A.M. Pasmans

HD