Home

Centrale Raad van Beroep, 19-09-2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3029, 17/3570 AKW

Centrale Raad van Beroep, 19-09-2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3029, 17/3570 AKW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
19 september 2018
Datum publicatie
4 oktober 2018
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2018:3029
Zaaknummer
17/3570 AKW

Inhoudsindicatie

Geen recht meer op dubbele kinderbijslag. Toetsing Beoordelingskader Buk (Besluit uitvoering kinderbijslag). Vaste gedragslijn. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat de adviezen van CIZ niet zorgvuldig tot stand zijn gekomen of dat deze adviezen niet concludent of anderszins onjuist zijn. Bij de beoordeling van de zorgbehoefte van de zoon en dochter van appellante heeft CIZ een medisch vragenformulier en schriftelijke informatie van hun behandelaars en begeleiders betrokken. Bovendien zijn appellante en haar zus gehoord. In wat appellante heeft aangevoerd ziet de Raad onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de door de Svb in navolging van CIZ getrokken conclusies over de zorgscore voor de zoon en de dochter onjuist zijn. Appellante heeft, ook in hoger beroep, geen nadere stukken overgelegd die haar standpunt onderbouwen. Ook is desgevraagd ter zitting niet concreet onderbouwd dat deze zorgscores onjuist zijn.

Uitspraak

17 3570 AKW, 17/5004 AKW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland van

29 maart 2017, 16/2454 (aangevallen uitspraak 1) en 2 juni 2017, 17/29 (aangevallen uitspraak 2)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

Datum uitspraak: 19 september 2018

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. D. van der Wal, advocaat, hoger beroepen ingesteld.

De Svb heeft verweerschriften ingediend.

Partijen hebben nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft in beide zaken gelijktijdig plaatsgevonden op 16 mei 2018. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van der Wal, haar echtgenoot [naam echtgenoot] en haar zus [naam zus] . De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Herder, bijgestaan door H. Broekstra en P. Pel, beiden werkzaam bij CIZ.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.

1.1.

De dochter van appellante is gediagnosticeerd met PDD-NOS. De zoon van appellante is gediagnosticeerd met het syndroom van Asperger en kenmerken van ADHD.

1.2.

Bij besluit van 15 december 2015 heeft de Svb aan appellante meegedeeld dat zij vanaf het tweede kwartaal van 2016 voor haar zoon geen recht heeft op dubbele kinderbijslag.

1.3.

Bij besluit van 29 april 2016 (bestreden besluit 1) heeft de Svb het bezwaar tegen het besluit van 15 december 2015, onder verwijzing naar het advies van CIZ en het daarbij gehanteerde Beoordelingskader Buk (Beoordelingskader), ongegrond verklaard. De zoon van appellante heeft geen intensieve zorg nodig en daarom wordt niet voldaan aan de voorwaarden voor dubbele kinderbijslag. Zijn zorgscore is vastgesteld op 1 punt (op het item alleen thuis zijn), terwijl gelet op zijn leeftijd een minimale zorgscore van 3 punten vereist is.

1.4.

Bij besluit van 1 juni 2016 heeft de Svb aan appellante meegedeeld dat zij vanaf het derde kwartaal van 2016 voor haar dochter geen recht heeft op dubbele kinderbijslag.

1.5.

Bij besluit van 25 november 2016 (bestreden besluit 2) heeft de Svb het bezwaar tegen het besluit van 1 juni 2016, onder verwijzing naar het advies van CIZ en het daarbij gehanteerde Beoordelingskader, ongegrond verklaard. De dochter van appellante heeft geen intensieve zorg nodig en daarom wordt niet voldaan aan de voorwaarden voor dubbele kinderbijslag. Haar zorgscore is vastgesteld op 0 punten, terwijl gelet op haar leeftijd een minimale zorgscore van 3 punten vereist is.

2. Bij de aangevallen uitspraken heeft de rechtbank de beroepen van appellante tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard. De rechtbank heeft kort samengevat overwogen dat de adviezen van CIZ zorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze adviezen inhoudelijk niet juist zijn. De Svb heeft deze adviezen dan ook aan de bestreden besluiten ten grondslag kunnen leggen. Dat met het gehanteerde Beoordelingskader kinderen met alleen autisme-problematiek nooit in aanmerking komen voor dubbele kinderbijslag heeft appellante volgens de rechtbank niet onderbouwd.

3. In hoger beroep heeft appellante zich tegen de aangevallen uitspraken gekeerd. Appellante heeft aangevoerd dat het Beoordelingskader beleid is dat door de rechter getoetst moet worden. Het Beoordelingskader stelt dermate zware eisen dat iemand met autisme zonder bijkomende andere (lichamelijke) problemen niet voor dubbele kinderbijslag in aanmerking komt. Het is veel te grofmazig om te kunnen bepalen of sprake is van intensieve zorg. Verder heeft appellante aangevoerd dat een juiste toepassing van het Beoordelingskader tot de conclusie had moeten leiden dat er ook op andere items een punt moet worden toegekend, dat haar zoon en dochter intensieve zorg behoeven en dat zij daarom voor hen recht heeft op dubbele kinderbijslag.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Op grond van artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) heeft een verzekerde voor een tot zijn huishouden behorend kind dat drie jaar is of ouder, maar nog niet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, recht op een verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag, indien het kind is aangewezen op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen mate van intensieve zorg.

4.2.

Op grond van artikel 11, eerste lid, van het Besluit uitvoering kinderbijslag (Buk) is van intensieve zorg als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de wet sprake als het een kind betreft dat zodanig ernstig beperkt is in het dagelijks functioneren als gevolg van een ziekte of stoornis van lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of geestelijke aard dat de verzorging en oppassing door de ouders in ernstige mate worden verzwaard. Op grond van het tweede lid worden bij ministeriële nadere regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop wordt vastgesteld of er sprake is van intensieve zorg als bedoeld in het eerste lid.

4.3.

Op grond van artikel 12, eerste lid, van het Buk wint de Svb, om te bepalen of een kind intensieve zorg behoeft, een op medische gegevens gebaseerd advies in bij CIZ, genoemd in artikel 7.1.1, eerste lid, van de Wet langdurige zorg. In het tweede lid is bepaald dat bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld met betrekking tot de procedure alsmede de beoordelingscriteria waarop het advies, bedoeld in het eerste lid, wordt gebaseerd.

4.4.1.

In artikel 1 van de Regeling uitvoering dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg (Regeling) is bepaald, voor zover van belang, dat in deze regeling onder advies wordt verstaan, een op medische gegevens gebaseerd advies als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het Buk.

4.4.2.

Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Regeling kan de Svb vaststellen dat er sprake is van intensieve zorg indien het advies positief luidt. Op grond van het tweede lid, aanhef en onderdeel b, luidt het advies positief indien het kind blijkens de beoordeling van CIZ intensieve zorg nodig heeft.

4.4.3.

In artikel 3, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat de beoordeling, bedoeld in

artikel 2, tweede lid, onderdeel b, tot stand komt aan de hand van de volgende items:

a. lichaamshygiëne;

b. zindelijkheid;

c. eten en drinken;

d. mobiliteit;

e. medische verzorging;

f. gedrag;

g. communicatie;

h. alleen thuis zijn;

i. begeleiding buitenshuis;

j. bezig houden, handreikingen.

In het tweede lid is bepaald dat indien het CIZ oordeelt dat er sprake is van een zware zorgbehoefte op een item, het CIZ op dit item een punt toekent.

Ingevolge het derde lid, aanhef en onder b, behoeft het kind intensieve zorg als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, indien het 10–17 jaar is en het CIZ minimaal 3 punten toekent.

4.5.

CIZ hanteert bij de beoordeling als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van de Regeling, het Beoordelingskader. Hierin is bij ieder item als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling uitgewerkt wanneer een punt wordt toegekend. Verder is bij ieder item vermeld wanneer geen score wordt toegekend.

4.6.

Ter zitting van de Raad is gebleken dat de Svb ook zelf het Beoordelingskader tot uitgangspunt neemt en nadat het heeft vastgesteld dat een advies van CIZ op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en concludent is, zich achter het advies van CIZ schaart.

4.7.

Het Beoordelingskader kan naar het oordeel van de Raad niet als een beleidsregel als bedoeld in artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden aangemerkt, omdat het niet op de daarvoor in artikel 3:42 van de Awb genoemde wijze bekend is gemaakt. Wel is het Beoordelingskader, gelet op 4.6, aan te merken als een vaste gedragslijn.

4.8.

Wat appellante in algemene zin over het Beoordelingskader heeft aangevoerd, is onvoldoende voor het oordeel dat de daarin neergelegde gedragslijn in strijd komt met enige regel van geschreven of ongeschreven recht of met enig algemeen rechtsbeginsel. Dit betekent dat het Beoordelingskader als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanspraak op dubbele kinderbijslag kan worden genomen. De beroepsgrond dat het Beoordelingskader in onvoldoende mate is toegesneden op de situatie van kinderen met autisme-problematiek en dat deze kinderen, anders dan voorheen onder de Regeling tegemoetkoming ouders van thuiswonende gehandicapte kinderen (TOG), nooit in aanmerking zouden kunnen komen voor dubbele kinderbijslag, slaagt niet. De Raad wijst hierbij op de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 december 2016 (Aanhangsel Handelingen II, 2016/17, nr 856, p. 2, 4) waarin onder meer staat vermeld: “(…) Op basis van een analyse van CIZ over de eerste drie kwartalen 2016 blijkt dat adviesaanvragen voor kinderen met autisme (…) niet vaker worden afgewezen voor dubbele kinderbijslag. (…) Ik acht de criteria goed toepasbaar voor alle doelgroepen. (…) Het totale aantal kinderen waarvoor dubbele kinderbijslag vanwege intensieve zorg wordt uitbetaald is nagenoeg gelijk gebleven (…)”. In de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van

23 maart 2017 (2017-0000046768, p.2) staat: “(…) Uit de gegevens van 1 januari 2016 tot en met 31 oktober 2016 blijkt dat binnen de groep kinderen met autisme met een positief advies van het CIZ ongeveer 35% naast de diagnose autisme een lichamelijke en/of zintuiglijke en/of verstandelijke beperking heeft. In ongeveer 57% van de afgegeven positieve adviezen in de hierboven genoemde periode gaat het om kinderen met alleen de diagnose autisme. (…)”. Ten slotte heeft P. Pel, arts bij CIZ, ter zitting op dit punt een nadere toelichting verstrekt en bevestigd dat ook kinderen met uitsluitend de diagnose autisme in aanmerking kunnen komen voor dubbele kinderbijslag.

4.9.

Er is geen aanleiding voor het oordeel dat de adviezen van CIZ niet zorgvuldig tot stand zijn gekomen of dat deze adviezen niet concludent of anderszins onjuist zijn. Bij de beoordeling van de zorgbehoefte van de zoon en dochter van appellante heeft CIZ een medisch vragenformulier en schriftelijke informatie van hun behandelaars en begeleiders betrokken. Bovendien zijn appellante en haar zus gehoord. In wat appellante heeft aangevoerd ziet de Raad onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de door de Svb in navolging van CIZ getrokken conclusies over de zorgscore voor de zoon en de dochter onjuist zijn. Appellante heeft, ook in hoger beroep, geen nadere stukken overgelegd die haar standpunt onderbouwen. Ook is desgevraagd ter zitting niet concreet onderbouwd dat deze zorgscores onjuist zijn.

4.10.

Gelet op het vorenstaande slagen de hoger beroepen niet en komen de aangevallen uitspraken voor bevestiging in aanmerking.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraken.

Deze uitspraak is gedaan door D.S. de Vries als voorzitter en L.M. Tobé en N.R. Docter als leden, in tegenwoordigheid van I.G.A.H. Toma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 september 2018.

(getekend) D.S. de Vries

De griffier is verhinderd te ondertekenen.