Centrale Raad van Beroep, 20-12-2018, ECLI:NL:CRVB:2018:4196, 17/2263 AOW
Centrale Raad van Beroep, 20-12-2018, ECLI:NL:CRVB:2018:4196, 17/2263 AOW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 20 december 2018
- Datum publicatie
- 31 december 2018
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2018:4196
- Zaaknummer
- 17/2263 AOW
Inhoudsindicatie
Herziening AOW-pensioen naar de norm van een alleenstaande in verband met het voeren van een meerpersoonshuishouden met terugwerkende kracht van één jaar. Met de rechtbank wordt verder overwogen dat geen sprake is van een bijzonder geval om verdergaande terugwerkende kracht dan één jaar aan te nemen. Onbekendheid met wet- of regelgeving levert volgens vaste rechtspraak van deze Raad geen bijzonder geval op. Dit betekent dat de Svb terecht het AOW-pensioen met één jaar terugwerkende kracht met ingang van oktober 2014 heeft herzien.
Uitspraak
17 2263 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
7 februari 2017, 16/3515 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 20 december 2018
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. N.E.A. Runtuwene hoger beroep ingesteld. Het hoger beroep is voortgezet door mr. M.J. Klinkert, advocaat.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Mr. Klinkert heeft zich nadien als gemachtigde van appellant onttrokken.
Appellant heeft een nader stuk ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 december 2018. Appellant is met kennisgeving niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. S. Mulder.
OVERWEGINGEN
Appellant heeft in juli 2011 een aanvraag ingediend om toekenning van een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). Daarbij heeft appellant aangeven dat hij ongehuwd samenwoont met zijn partner. Bij besluit van 25 juli 2011 heeft de Svb aan appellant met ingang van juli 2011 een AOW-pensioen toegekend naar de norm voor een gehuwde.
De Svb heeft op 25 oktober 2015 een systeemmelding ontvangen. Aanleiding daarvoor was het bereiken van de 21-jarige leeftijd van het jongste inwonende kind van appellant. Uit die systeemmelding is gebleken dat ook een ouder meerderjarig kind inwonend is bij appellant.
Bij besluit van 11 november 2015 heeft de Svb het recht op AOW-pensioen van appellant met ingang van november 2015 herzien naar de norm van een alleenstaande in verband met het voeren van een meerpersoonshuishouden.
Bij besluit van 1 februari 2016 is het AOW-pensioen van appellant alsnog met één jaar terugwerkende kracht ten voordele van appellant herzien met ingang van oktober 2014.
In bezwaar is opgekomen tegen de mate van terugwerkende kracht van de herziening.
Bij beslissing op bezwaar van 19 juli 2016 (bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van 1 februari 2016 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn ouderdomspensioen met volledige terugwerkende kracht vanaf juli 2011 dient te worden herzien. Daarbij is aangevoerd dat het aanvraagformulier AOW onduidelijk is, waardoor sprake is van een onmiskenbaar onjuist toekenningsbesluit als gevolg van een fout van de Svb. Appellant heeft uit het aanvraagformulier niet kunnen begrijpen dat hij meerdere mogelijkheden op het formulier kon aankruisen, om zo te vermelden dat een (toen al) meerderjarig kind deel uitmaakte van het huishouden. Verder had de Svb kunnen onderkennen dat bij appellant een meerderjarige kind inwoonde, aangezien de Svb toegang heeft tot de basisregistratie personen (brp).
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Partijen verschillen van mening over de ingangsdatum van de herziening.
De Svb heeft ten aanzien van een verzoek om terug te komen van een onmiskenbaar onjuist rechtens onaantastbaar besluit beleidsregels ontwikkeld (LJN SB1076). Volgens dit beleid kan een uitkering met een terugwerkende kracht van één jaar worden herzien indien de onjuistheid van een eerder besluit niet is te wijten aan een fout van de Svb en met een terugwerkende kracht tot een maximum van vijf jaar indien de onjuistheid het gevolg is van een fout van de Svb.
Van een onjuist besluit als gevolg van een fout van de Svb is volgens het beleid sprake als de Svb op basis van de gegevens die ten tijde van de toekenning beschikbaar waren of die bij een normaal onderzoek van de Svb beschikbaar zouden zijn geweest, de uitkering correct had kunnen vaststellen aan de hand van de toen geldende wetgeving en beleidsregels, en de belanghebbende alle relevante informatie tijdig heeft verstrekt. De Svb verhoogt de uitkering in dergelijke gevallen ambtshalve of op verzoek met volledige terugwerkende kracht, echter tot een maximum van vijf jaar. Deze termijn wordt berekend vanaf het moment waarop de Svb haar fout heeft geconstateerd, dan wel het moment waarop de betrokkene een verzoek om herziening heeft ingediend. In overige gevallen wordt de uitkering met analoge toepassing van artikel 17, derde lid, van de AOW verhoogd met een terugwerkende kracht van een jaar. Als volgens de regels beschreven in LJN SB1076 over terugwerkende kracht van meer dan een jaar, sprake is van een bijzonder geval waarin het van hardheid zou getuigen om de terugwerkende kracht tot een jaar te beperken, dan komt de Svb met volledig terugwerkende kracht terug van haar besluit, echter met een maximum van vijf jaar.
Dit beleid is door de Raad in zijn rechtspraak aanvaard. De Svb heeft zich met inachtneming van dit beleid op het standpunt gesteld dat de onjuistheid van het toekenningsbesluit van 25 juli 2011 geen gevolg is van een fout van de Svb. De Svb wordt gevolgd in dit standpunt. Met de rechtbank wordt vastgesteld dat het aanvraagformulier AOW onder het kopje ‘Woonsituatie’ een aantal keuzemogelijkheden bevat. Appellant heeft alleen de keuzemogelijkheid ‘ik ben ongehuwd en woon met mijn partner’ aangekruist en niet ook de daaronder vermelde keuzemogelijkheid ‘ik ben ongehuwd en woon met mijn kind’. Het enkele feit dat het aanvraagformulier niet aangeeft dat bij het invullen van het formulier meerdere vakjes mogen worden aangekruist, is onvoldoende om appellant niet te kunnen tegenwerpen dat hij bij zijn AOW-aanvraag zijn inwonende kinderen niet heeft vermeld.
Voor zover het appellant onduidelijk was hoe hij het formulier moest invullen, had het op zijn weg gelegen om informatie hierover in te winnen bij de Svb. Uitgaande van de opgaaf van appellant dat hij samenwoonde met zijn partner, bestond voor de Svb geen aanleiding om nader onderzoek te doen naar de woonsituatie van appellant in de brp. Dat betekent dat geen sprake is van een onjuist besluit als gevolg van een fout van de Svb. Appellant heeft niet tijdig alle van belang zijnde informatie verstrekt.
Met de rechtbank wordt verder overwogen dat geen sprake is van een bijzonder geval om verdergaande terugwerkende kracht dan één jaar aan te nemen. Onbekendheid met wet- of regelgeving levert volgens vaste rechtspraak van deze Raad geen bijzonder geval op. Dit betekent dat de Svb terecht het AOW-pensioen met één jaar terugwerkende kracht met ingang van oktober 2014 heeft herzien.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van G.D. Alting Siberg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2018.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) G.D. Alting Siberg
IvR