Home

Centrale Raad van Beroep, 07-08-2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1944, 19/3259 WAO-PV

Centrale Raad van Beroep, 07-08-2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1944, 19/3259 WAO-PV

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
7 augustus 2020
Datum publicatie
21 augustus 2020
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2020:1944
Zaaknummer
19/3259 WAO-PV

Inhoudsindicatie

De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het Uwv het bezwaarschrift terecht niet‑ontvankelijk heeft verklaard. Nu appellant het bezwaarschrift ter post heeft bezorgd op de één na laatste dag van de bezwaartermijn, heeft hij het risico genomen dat het bezwaarschrift niet tijdig door het Uwv zou worden ontvangen. Het is immers niet ongebruikelijk dat een brief uit Marokko langer dan een week onderweg is. Appellant had bij de verzending van het bezwaarschrift hiermee rekening dienen te houden. Nu niet gebleken is dat appellant het bezwaarschrift niet (veel) eerder ter post had kunnen bezorgen, kan niet worden gezegd dat appellant datgene heeft gedaan wat van hem redelijkerwijs verwacht mocht worden. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is daarom geen sprake.

Uitspraak

19 3259 WAO-PV

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 28 juni 2019, 18/7064 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[Appellant] te [woonplaats] (Marokko) (appellant)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

Datum uitspraak: 7 augustus 2020

Zitting heeft: mr. J.S. van der Kolk

Griffier: C.I. Heijkoop

Ter zitting is niemand verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.

1. Het besluit van 26 juni 2018 is op 26 juni 2018 aan appellant verzonden. De termijn voor indiening van het bezwaarschrift van zes weken, ving aan op 27 juni 2018 en eindigde op 7 augustus 2018. Bij brief van 1 augustus 2018, volgens het op de enveloppe geplaatste poststempel in Marokko ter post bezorgd op 6 augustus 2018, heeft appellant bezwaar gemaakt tegen het besluit van 26 juni 2018. Dit bezwaarschrift heeft het Uwv, eveneens volgens het vermelde ontvangststempel, op 17 augustus 2018 ontvangen, meer dan een week na afloop van de bezwaartermijn. Appellant is bij brief van 23 augustus 2018 in de gelegenheid gesteld te laten weten waarom zijn bezwaarschrift te laat door het Uwv is ontvangen. Appellant heeft het Uwv bij brief van 18 september 2018 laten weten dat hij op de dag waarop hij het besluit van 26 juni 2018 van het Uwv ontving, heeft gereageerd. Vervolgens is het bezwaar bij besluit van 18 oktober 2018 door het Uwv niet-ontvankelijk verklaard wegens niet verschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn.

2. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard omdat de termijn voor het instellen van bezwaar is geëindigd op 7 augustus 2018 en het bezwaarschrift, verstuurd op 6 augustus 2018, pas op 17 augustus 2018 door het Uwv is ontvangen. De rechtbank is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan appellant niet kan worden verweten dat hij te laat bezwaar heeft gemaakt.

3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij het bezwaarschrift op tijd heeft ingediend.

4. Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Uit artikel 6:9 van de Awb volgt dat een bezwaarschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een bezwaarschrift tijdig ingediend als het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Hierbij wordt de poststempel als uitgangspunt genomen voor de datum van ter postbezorging. Blijkens de wetsgeschiedenis van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb, is door de wetgever onderkend dat de termijn van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb onvoldoende kan zijn voor verzendingen vanuit het buitenland. Onder omstandigheden kan in die gevallen artikel 6:11 van de Awb worden toegepast. Daarvoor is wel vereist dat de betrokkene het bezwaarschrift heeft verzonden op een tijdstip dat en met gebruikmaking van een middel dat niet het ernstige risico in zich draagt dat de termijn van artikel 6:9, tweede lid, wordt overschreden.

5. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het Uwv het bezwaarschrift terecht niet‑ontvankelijk heeft verklaard.

6. Nu appellant het bezwaarschrift ter post heeft bezorgd op de één na laatste dag van de bezwaartermijn, heeft hij het risico genomen dat het bezwaarschrift niet tijdig door het Uwv zou worden ontvangen. Het is immers niet ongebruikelijk dat een brief uit Marokko langer dan een week onderweg is. Appellant had bij de verzending van het bezwaarschrift hiermee rekening dienen te houden. Nu niet gebleken is dat appellant het bezwaarschrift niet (veel) eerder ter post had kunnen bezorgen, kan niet worden gezegd dat appellant datgene heeft gedaan wat van hem redelijkerwijs verwacht mocht worden. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is daarom geen sprake.

7. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Waarvan proces-verbaal.

De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer

De griffier is verhinderd te ondertekenen. (getekend) J.S. van der Kolk