Home

Centrale Raad van Beroep, 25-03-2020, ECLI:NL:CRVB:2020:768, 18/3056 WLZ

Centrale Raad van Beroep, 25-03-2020, ECLI:NL:CRVB:2020:768, 18/3056 WLZ

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
25 maart 2020
Datum publicatie
30 maart 2020
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2020:768
Zaaknummer
18/3056 WLZ

Inhoudsindicatie

De Raad leidt uit het wettelijk kader af dat het zorgkantoor belast is met de controle van de aan de verzekerde verleende zorg en de besteding van de pgb’s en fraudeonderzoek. De Raad is van oordeel dat dit samenstel van bepalingen is aan te merken als een toereikende wettelijke grondslag in de zin van artikel 8, tweede lid, van het EVRM voor het verrichten van fysieke waarnemingen in het kader van deze taken. Het betoog van betrokkenen dat de vermelde waarnemingen als stelselmatig moeten worden aangemerkt, waarvoor een nauwkeurige wettelijke basis is vereist, volgt de Raad niet. Met de waarnemingen kon geen min of meer compleet beeld van bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van betrokkenen worden verkregen. Anders dan de rechtbank is de Raad van oordeel dat het vermelde samenstel van bepalingen eveneens een toereikende wettelijke grondslag in de zin van artikel 8, tweede lid, van het EVRM biedt voor het ondersteunende gebruik van de camera bij de waarnemingen. Vervolgens moet de Raad de vraag beantwoorden of de inbreuk op het recht op privéleven voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De Raad beantwoordt deze vraag bevestigend. De hoger beroepen slagen en de aangevallen uitspraak moet daarom worden vernietigd.

Uitspraak

18 3056 WLZ, 18/3057 WLZ, 18/3058 WLZ

Datum uitspraak: 25 maart 2020

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 23 april 2018, 17/1236, 17/1237 en 17/1238 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

Salland Zorgkantoor B.V. (zorgkantoor)

[betrokkene 1] (betrokkene 1), [betrokkene 2] (betrokkene 2) en [betrokkene 3] (betrokkene 3), te [woonplaats]

PROCESVERLOOP

Namens het zorgkantoor heeft mr. A.C. van der Salm, advocaat, hoger beroepen ingesteld.

Namens betrokkenen heeft mr. R. Küçükünal, advocaat, een verweerschrift ingediend.

Het zorgkantoor heeft een nader stuk ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft gevoegd plaatsgehad op 12 februari 2020. Het zorgkantoor heeft zich laten vertegenwoordigen door V. Basut, mr. M. van Dijk en mr. H.J. Arnold. Namens betrokkenen is mr. Küçükünal verschenen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.

18 3056 WLZ

1.1.

Betrokkene 1 is op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) geïndiceerd voor zorg. Het zorgkantoor heeft hem in verband hiermee voor de periode van 18 augustus 2015 tot en met 31 december 2015 op grond van de Wlz een persoonsgebonden budget (pgb) verleend. Bij besluit van 31 mei 2016 heeft het zorgkantoor het pgb over deze periode vastgesteld op € 22.352,74.

1.2.

Het zorgkantoor heeft betrokkene 1 voor het jaar 2016 op grond van de Wlz een pgb verleend van € 61.580,-.

18 3057 WLZ

18 3058 WLZ

BESLISSING