Centrale Raad van Beroep, 22-01-2021, ECLI:NL:CRVB:2021:153, 18/5446 PW-W
Centrale Raad van Beroep, 22-01-2021, ECLI:NL:CRVB:2021:153, 18/5446 PW-W
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 22 januari 2021
- Datum publicatie
- 26 januari 2021
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2021:153
- Zaaknummer
- 18/5446 PW-W
Inhoudsindicatie
Verzoek om wraking niet in behandeling genomen. De bewoordingen in de brief laten er geen misverstand over bestaan dat verzoeker heeft beoogd om de gehele Raad te wraken. Het verzoek is dus gericht tegen de Raad als zodanig. Artikel 8:15 van de Awb biedt geen mogelijkheid om de Raad in zijn geheel te wraken. Gelet hierop en op artikel 3, tweede lid, onder c, van de Wrakingsregeling bestuursrechtelijke colleges 2013 zal dan ook worden beslist dat het verzoek niet verder in behandeling wordt genomen.
Uitspraak
18/5446 en 18/5448 PW-W
Datum beslissing: 22 januari 2021
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 3 oktober 2018, 16/4232 en 17/1679, in het geding tussen verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen.
Op 17 november 2020 heeft mr. A.J. Schaap (behandelend rechter) de zaak ter zitting behandeld.
Bij brief van 25 november 2020, ook op die dag door de Raad ontvangen, heeft verzoeker de behandelend rechter, de Raad en de “rechtbank Utrecht” gewraakt.
De behandelend rechter heeft bij brief van 27 november 2020 op het wrakingsverzoek gereageerd en meegedeeld niet in de wraking te berusten.
Verzoeker en de behandelend rechter zijn uitgenodigd om te worden gehoord ter zitting van de Raad op 7 januari 2021.
Bij bief van 18 december 2020 heeft verzoeker op de uitnodiging voor de zitting gereageerd, waarbij hij heeft benadrukt dat de wraking betrekking heeft op de gehele Raad en dat hij zijn hoger beroep daarom in behandeling zal geven bij de Raad van State. Van behandeling van het wrakingsverzoek op een zitting van de Raad kan volgens verzoeker geen sprake zijn.
Naar aanleiding van de brief van 18 december 2020 heeft de Raad aan verzoeker meegedeeld dat het verzoek niet ter zitting van 7 januari 2021 zal worden behandeld.
OVERWEGINGEN
Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Artikel 8:18, vierde lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat de bestuursrechter in geval van misbruik kan bepalen dat een volgend verzoek niet in behandeling wordt genomen.
2. De bewoordingen in de brief van 18 december 2020 laten er geen misverstand over bestaan dat verzoeker heeft beoogd om de gehele Raad te wraken. Het verzoek is dus gericht tegen de Raad als zodanig. Artikel 8:15 van de Awb biedt geen mogelijkheid om de Raad in zijn geheel te wraken. Gelet hierop en op artikel 3, tweede lid, onder c, van de Wrakingsregeling bestuursrechtelijke colleges 2013 zal dan ook worden beslist dat het verzoek niet verder in behandeling wordt genomen.
3. Gelet op de aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegde argumenten wordt geconcludeerd dat verzoeker misbruik maakt van de mogelijkheid wrakingsverzoeken in te dienen. Gelet op het bepaalde in artikel 8:18, vierde lid, van de Awb zal worden bepaald dat een volgend verzoek van verzoeker om wraking in dit hoger beroep niet in behandeling wordt genomen.
4. Voor zover verzoeker (rechters in) de “rechtbank Utrecht” heeft gewraakt, wijst de Raad erop dat hij niet bevoegd is tot het geven van een oordeel daarover.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- neemt het verzoek om wraking niet in behandeling;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker om wraking in deze zaak niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gegeven door B.J. van de Griend als voorzitter en J.P.A. Boersma en T. Dompeling als leden, in tegenwoordigheid van B.V.K. de Louw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2021.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) B.V.K. de Louw