Centrale Raad van Beroep, 06-07-2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1654, 19/4931 PW
Centrale Raad van Beroep, 06-07-2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1654, 19/4931 PW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 6 juli 2021
- Datum publicatie
- 12 juli 2021
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2021:1654
- Zaaknummer
- 19/4931 PW
Inhoudsindicatie
Herzien en terugvorderen AIO-aanvulling. Niet gemeld, in SRD betaald pensioen en nabestaandenpensioen. Fictieve omzettingskosten. Geen rekening houden met omzettingskosten indien deze niet zijn gemaakt. Betrokkene heeft haar inlichtingenverplichting geschonden door geen melding te maken van het in de periode van 1 april 2007 tot en met 30 september 2017 maandelijks in Suriname en in SRD’s uitgekeerd pensioen. Appellante heeft beschikt over de pensioengelden en deze op de momenten dat zij in Suriname verbleef van de bankrekening opgenomen en daar besteed aan kosten van verblijf. Alleen al daarom is er, anders dan de rechtbank heeft overwogen, geen aanleiding voor het oordeel dat de Svb bij de herziening en terugvordering van de AIO-aanvulling rekening had moeten houden met de kosten van omzetting indien betrokkene kosten van omzetting zou hebben gehad als zij het in SRD’s ontvangen pensioen om had laten zetten naar euro’s.
Uitspraak
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Datum uitspraak: 6 juli 2021
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Gelderland van 9 juli 2019, 18/5392 (aangevallen tussenuitspraak) en 12 november 2019, 18/5392 (aangevallen einduitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
De Svb heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. J.M.A.P. van Pul, advocaat, een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben op vragen van de Raad schriftelijk gereageerd.
Op 25 mei 2021 is een comparitiezitting gehouden. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I. Pieterse. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door
mr. Van Pul en [dochter], de dochter van betrokkene. Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht is een nader onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Betrokkene ontvangt vanaf 1 januari 2003 een pensioen op grond van de Algemene ouderdomswet (AOW). Vanaf 1 april 2007 ontving zij samen met haar echtgenoot (X) van de Svb een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) naar de norm voor gehuwden. Als gevolg van het overlijden van X in oktober 2015 ontvangt betrokkene sinds 1 oktober 2015 naast haar AOW, een AIO-aanvulling naar de norm voor een alleenstaande.
Naar aanleiding van een tip dat betrokkene en X een woning hebben in Suriname, X een pensioen uit Suriname ontving en ook betrokkene mogelijk een pensioen uit Suriname ontvangt, heeft een medewerker van de Svb een rechtmatigheidsonderzoek ingesteld. In het kader van dat onderzoek heeft betrokkene tijdens een gesprek op 31 januari 2017 verklaard dat zij in Suriname een pensioen ontvangt dat wordt overgemaakt op een bankrekening in Suriname. Vervolgens heeft de Svb bij het Surinaamse pensioenfonds gegevens opgevraagd over het aan X en betrokkene uitgekeerde pensioen.
Bij twee afzonderlijke besluiten van 16 april 2018, voor zover hier van belang, heeft de Svb de AIO-aanvulling van betrokkene over de periode van 1 april 2007 tot en met 30 september 2017 herzien en de over die periode verleende AIO-aanvulling tot een bedrag van € 24.426,13 van betrokkene teruggevorderd. Hieraan heeft de Svb ten grondslag gelegd dat X vanaf 1 april 2007 tot 1 oktober 2015 een pensioen heeft ontvangen en betrokkene vanaf 1 oktober 2015 een nabestaandenpensioen ontvangt. Betrokkene en X hebben dit niet gemeld bij de Svb. De pensioengelden zijn maandelijks uitbetaald in Surinaamse dollars (SRD) en gestort op een Surinaamse bankrekening van betrokkene en X. Bij de herziening en terugvordering heeft de Svb rekening gehouden met de wisselkoers tussen SRD en de euro. De maandelijkse in euro vastgestelde bedragen heeft de Svb geheel in mindering gebracht op de maandelijkse AIO-aanvulling.
Bij besluit van 27 augustus 2018 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar tegen de besluiten van 16 april 2018 gegrond verklaard en het terug te vorderen bedrag verlaagd naar € 23.928,46.
Bij de aangevallen tussenuitspraak heeft de rechtbank overwogen dat betrokkene haar inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van het ontvangen Surinaamse pensioen. Verder stelt de rechtbank vast dat het voor betrokkene erg lastig, maar niet onmogelijk is geweest het in SRD’s uitbetaalde pensioen om te zetten in euro’s om er vervolgens over te kunnen beschikken. Aan deze omzetting zijn echter kosten verbonden. De Svb had zich een beeld moeten vormen van deze omzettingskosten en daarmee rekening moeten houden bij de herziening en terugvordering van de AIO-aanvulling van betrokkene. De rechtbank heeft de Svb in de gelegenheid gesteld het geconstateerde gebrek in de besluitvorming te herstellen. Voor de perioden waarover betrokkene heeft verklaard in Suriname te hebben verbleven en het pensioen daar te hebben opgenomen en besteed, geldt dat de Svb terecht het volledige pensioenbedrag in mindering heeft gebracht op de AIO-aanvulling.
Bij brief van 25 juli 2019 heeft de Svb de rechtbank meegedeeld dat er geen aanleiding is bij de herziening en terugvordering rekening te houden met omzettingskosten nu betrokkene deze kosten feitelijk niet heeft gemaakt.
Bij de aangevallen einduitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en de Svb opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van betrokkene, met inachtneming van de tussen- en de einduitspraak. De rechtbank is van oordeel dat de Svb het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek niet heeft hersteld en had moeten onderzoeken wat de kosten van omzetting zouden zijn geweest als betrokkene het pensioen in de periode van 1 april 2007 tot en met 30 september 2017 wél had omgezet van SRD naar euro. Vervolgens had de Svb deze fictieve omzettingskosten moeten betrekken bij de herziening en terugvordering van de AIO-aanvulling.
3. In hoger beroep heeft de Svb zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. In essentie voert de Svb aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de Svb het maandelijks op de AIO-aanvulling in mindering te brengen Surinaamse pensioen had moeten verlagen met fictieve omzettingskosten.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Vaststaat dat betrokkene de inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van het in de periode van 1 april 2007 tot en met 30 september 2017 maandelijks uitgekeerde Surinaamse pensioen.
In geschil is of de rechtbank terecht heeft overwogen dat de Svb bij de herziening en terugvordering van de AIO-aanvulling in aanmerking had moeten nemen dat betrokkene kosten van omzetting zou hebben gehad indien zij het maandelijks in Suriname betaalde pensioen om had laten zetten van SRD naar euro.
Het hoger beroep van de Svb slaagt op grond van het volgende.
Betrokkene heeft in de te beoordelen periode feitelijk beschikt over de maandelijks op haar Surinaamse bankrekening in SRD overgemaakte pensioengelden. Zij heeft de pensioengelden in de te beoordelen periode op de momenten dat zij in Suriname verbleef van de bankrekening opgenomen en daar besteed aan kosten van verblijf.
Alleen al daarom is er, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, geen aanleiding omzettingskosten te betrekken bij de herziening en de terugvordering van de AIO-aanvulling. Die kosten heeft betrokkene, zoals volgt uit 4.3.1, immers feitelijk niet gehad. Een ander oordeel zou ertoe leiden dat betrokkene over een inkomen heeft kunnen beschikken boven de voor haar toepasselijke norm. Dit verhoudt zich niet met het reparatoire karakter van de hier voorliggende besluitvorming van de Svb.
Nu het hoger beroep van de Svb slaagt, moet de aangevallen uitspraak worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep van betrokkene ongegrond verklaren.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- -
-
vernietigt de aangevallen uitspraak;
- -
-
verklaart het beroep tegen de bestreden besluiten van 16 april 2018 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen als voorzitter, in tegenwoordigheid van R. de Haas, als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2021.
(getekend) P.W. van Straalen
(getekend) R. de Haas