Home

Centrale Raad van Beroep, 28-01-2021, ECLI:NL:CRVB:2021:169, 18/6037 AOW

Centrale Raad van Beroep, 28-01-2021, ECLI:NL:CRVB:2021:169, 18/6037 AOW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
28 januari 2021
Datum publicatie
2 februari 2021
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2021:169
Zaaknummer
18/6037 AOW

Inhoudsindicatie

Herziening, terugvordering ouderdomspensioen. Boete. De Svb is terecht afgegaan op de registratie van de datum van huwelijksontbinding in de BRP. Er is sprake van een rechtsgeldige echtscheiding. Schending inlichtingenplicht.

Uitspraak

Datum uitspraak: 28 januari 2021

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van

9 oktober 2018, 18/1734 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[Appellant] te [woonplaats] (appellant)

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. N.M. Fakiri, advocaat, hoger beroep ingesteld.

De Svb heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 november 2020. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, dhr. N. Briefkani . De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. W. van den Berg.

OVERWEGINGEN

1.1.

Appellant, geboren [geboortedatum] 1945 te Irak, ontvangt sinds 2010 een onvolledig ouderdomspensioen voor een alleenstaande ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) van € 361,40. Daarnaast ontvangt appellant een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) van € 642,26 ingevolge de Participatiewet (art. 47a e.v. Pw). Op 13 oktober 2012 is appellant in Marokko in het huwelijk getreden met [naam echtgenote] , geboren [geboortedatum] 1974 te Marokko. De Svb heeft daarop de bedragen aangepast naar de norm voor een gehuwde en aan hem een toeslag ingevolge de AOW voor zijn partner toegekend van € 575,45, waardoor appellant € 1.332,03 per maand ontvangt.

1.2.

Op 30 mei 2017 heeft appellant de gemeente Den Haag gevraagd zijn persoonsgegevens in de Basisregistratie Personen (BRP) aan te passen in verband met zijn echtscheiding. De gemeente heeft aan appellant laten weten dat de beoordeling van het verzoek enkele weken zal duren. Appellant heeft de echtscheiding voorts gemeld aan de Svb met het verzoek om de bedragen met spoed aan te passen naar de norm voor een alleenstaande omdat hij onvoldoende inkomen heeft om rond te komen. De Svb heeft appellant gevraagd bewijs van zijn echtscheiding te overleggen. Uit de gedingstukken blijkt dat de rechtbank van eerste aanleg te Taourirt reeds bij uitspraak van 23 juli 2014 de echtscheiding tussen appellant en zijn echtgenote heeft uitgesproken. Na beoordeling van het verzoek tot aanpassing van de BRP heeft de gemeente de echtscheiding in juni 2017 ingeschreven in de BRP.

1.3.

Bij besluiten van 20 en 22 september 2017 heeft de Svb het ouderdomspensioen van appellant en de AIO-aanvulling met ingang van 1 augustus 2014 herzien naar de norm voor een ongehuwde pensioengerechtigde en de toeslag per die datum beëindigd. Voorts is een boete aangekondigd en is aangekondigd dat appellant een bedrag van € 5.567,92 moet terugbetalen. Appellant heeft daarop gesteld dat de echtscheiding niet onherroepelijk was en een echtscheiding bovendien pas definitief is als hij is ingeschreven in de registers van de gemeente, hetgeen pas in juni 2017 het geval was.

1.4.

Bij beslissing op bezwaar van 25 januari 2018 (bestreden besluit) is het bezwaar tegen de besluiten van 20 en 22 september 2017 ongegrond verklaard.

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de Svb op goede gronden is uitgegaan van de rechtsgeldigheid van de buiten Nederland tot stand gekomen echtscheiding, nu inschrijving van de

echtscheiding in de BRP op initiatief van appellant heeft plaatsgevonden. Het standpunt van appellant dat de echtscheiding niet in Nederland kan worden erkend omdat deze niet op grond

van een behoorlijke rechtspleging heeft plaatsgevonden, heeft de rechtbank niet gevolgd. Om tot dit oordeel te komen heeft de rechtbank getoetst aan artikel 10:57 en 10:59 van het Burgerlijk Wetboek en aan diverse artikelen uit de Marokkaanse wetgeving (Mudawana). De Svb heeft terecht geoordeeld dat de huwelijksrelatie tussen appellant en zijn echtgenote op 23 juli 2014 juridisch was verbroken, zodat appellant vanaf dat moment als alleenstaande diende te worden aangemerkt. Van dringende redenen om het recht op ouderdomspensioen met minder vergaande terugwerkende kracht te herzien, is niet gebleken, aldus de rechtbank.

3. Appellant heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de echtscheiding in Marokko niet heeft plaatsgevonden na een behoorlijke rechtspleging, zodat de echtscheidingsbeschikking in Nederland niet mag worden erkend. De Svb heeft daarom ten onrechte het ouderdomspensioen en de AIO-aanvulling herzien naar de norm van een ongehuwde.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

In geschil is of appellant als ongehuwd moet worden aangemerkt voor de toepassing van de AOW en de AIO-aanvulling in de PW.

4.2.

Naar aanleiding van de stelling van appellant dat geen sprake is van een in Marokko rechtsgeldig tot stand gekomen echtscheiding, zodat deze in Nederland niet zou mogen worden erkend, wordt het volgende overwogen.

4.3.

Vastgesteld wordt dat appellant op 30 mei 2017 heeft verzocht de echtscheidingsbeschikking van 23 juli 2014 in te schrijven in de BRP, hetgeen is geschied.

4.4.

De datum van huwelijksontbinding is een authentiek gegeven als bedoeld in artikel 1.6 van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP), in samenhang met artikel 2 van het Besluit registratie personen en de tabel die als bijlage 1 bij dat besluit is gevoegd. De huwelijksontbinding zelf is geen authentiek gegeven als hiervoor bedoeld.

4.5.

Artikel 1.7, eerste lid, van de Wet BRP bepaalt dat een bestuursorgaan dat bij de vervulling van zijn taak informatie over een ingeschrevene nodig heeft die in de vorm van een authentiek gegeven beschikbaar is in de basisregistratie, voor die informatie dat gegeven gebruikt. Dit betekent dat de Svb bij de uitvoering van de AOW en de toekenning van de AIO-aanvulling gebruik dient te maken van authentieke gegevens in de BRP. Ter zitting van de Raad heeft de Svb toegelicht dat in geval van een huwelijksontbinding de datum van de huwelijksontbinding aan de BRP wordt ontleend en voor zover het geen authentieke gegevens betreft, de Svb de vaste handelwijze heeft dat de gegevens uit de BRP worden gebruikt.

4.6.

De plicht tot het gebruiken van gegevens in de BRP lijdt uitzondering in de in het tweede lid van artikel 1.7 van de Wet BRP genoemde gevallen. Zo volgt uit sub a dat bij het gegeven een aantekening als bedoeld in artikel 2.26 of 2.76 kan worden geplaatst waardoor de hoofdregel van het eerste lid niet van toepassing is. Het betreft situaties waarin onder andere sprake is van een beslissing of vaststelling dat een opgenomen algemeen gegeven onjuist is of, indien het een gegeven over de burgerlijke staat betreft, in strijd is met de Nederlandse

openbare orde. Het kan ook gaan om een situatie waarin een onderzoek loopt naar die onjuistheid of strijdigheid. Uit artikel 1.7, tweede lid, sub b van de Wet BRP, in samenhang gelezen met artikel 2.34, eerste lid, van de Wet BRP, volgt dat indien de Svb in verband met de verstrekking van een authentiek gegeven uit de basisregistratie gerede twijfel heeft over de juistheid van die gegevens, de Svb hiervan mededeling doet aan het college van burgemeester en wethouders van de bijhoudingsgemeente. Uit sub d volgt, tot slot, dat het eerste lid van artikel 1.7 van de Wet BRP niet van toepassing is indien een goede vervulling van de taak van het bestuursorgaan door onverkorte toepassing van het eerste lid wordt belet. Hieruit blijkt dat er diverse gronden zijn om af te wijken van de hoofdregel van het eerste lid van artikel 1.7 van de Wet BRP.

4.7.

Voor appellant bestond een mogelijkheid te verzoeken de in de BRP opgenomen gegevens aan te passen. Voor een ingeschrevene bestaat, op grond van artikel 2.58 van de Wet BRP, recht op rectificatie van de gegevens over onder meer de burgerlijke staat zoals opgenomen in de BRP. Daartoe kan een verzoek worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders. Los hiervan bestaat ook de mogelijkheid om de buitenlandse akte, het buitenlandse document of de buitenlandse registratie daarvan aan te vechten of te laten corrigeren in het land waar het stuk is opgemaakt om dit vervolgens bij de BRP te melden.

4.8.

De Raad is op grond van vorenstaande van oordeel dat de Svb terecht is afgegaan op de registratie van de datum van huwelijksontbinding in de BRP. Er bestaat geen aanleiding om van de hoofdregel van artikel 1.7 van de BRP af te wijken. Er bestaat ook geen aanleiding om af te wijken van de vaste handelwijze van de Svb om ter zake van overige informatie aangaande de huwelijksontbinding de gegevens uit de BRP te gebruiken. Hierbij wordt opgemerkt dat appellant ter zitting heeft toegelicht dat hij geen gebruik heeft gemaakt van het recht als bedoeld in artikel 2.58 van de Wet BRP om te verzoeken om rectificatie van de gegevens over zijn huwelijksontbinding zoals die zijn opgenomen in de BRP. Voor zover appellant al in Marokko tegen de echtscheiding rechtsmiddelen heeft aangewend - appellant heeft gesteld de echtscheiding in Marokko te hebben aangevochten - hebben deze tot op heden geen effect gehad.

4.9.

Dit betekent dat appellant niet wordt gevolgd in zijn stelling dat geen sprake is van een rechtsgeldige echtscheiding. De Svb heeft voor toepassing van de AOW en de regeling van de AIO-aanvulling in de PW terecht aangenomen dat appellant op 23 juli 2014 is gescheiden van zijn echtgenote en daarom per 1 augustus 2014 geen recht meer had op een ouderdomspensioen en AIO-aanvulling naar de norm van een gehuwde pensioengerechtigde. Van dringende redenen om de herziening te beperken is niet gebleken.

4.10.

Appellant wordt evenmin gevolgd in zijn stelling dat hij de inlichtingenplicht niet heeft geschonden omdat hij in de veronderstelling verkeerde dat de in Marokko uitgesproken echtscheidingsbeschikking geen werking had. Met deze veronderstelling strookt niet dat hij de gemeente heeft verzocht de echtscheiding in te schrijven in de BRP en de Svb heeft verzocht zijn uitkeringen aan te passen naar de norm van een ongehuwde. Daarmee strookt voorts niet dat hij de echtscheiding in Marokko heeft aangevochten.

4.11.

Hieruit volgt dat het hoger beroep niet kan slagen, zodat de aangevallen uitspraak - met verbetering van gronden - voor bevestiging in aanmerking komt.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van B.H.B. Verheul als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2021.

(getekend) E.E.V. Lenos

(getekend) B.H.B. Verheul